2.8 en 1.3 18 sept.

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 2.8 spelling
Ik kan de leestekens op de juiste manier gebruiken.
Ik kan het werkwoordschema toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
-helpen om een tekst goed te kunnen lezen,
-aan het eind van de zin een punt, ! of?
-een citaat geef je aan met aanhalingstekens (directe rede)
-een : geeft aan waar het citaat begint.
-komma: tussen twee persoonsvormen, tussen twee bijvoeglijk naamwoorden en bij een opsomming.


Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden
Toen ze dat verteld had, begon iedereen te juichen.
De lieve, mooie hond.
Hij nam een voetbal, twee voetbalschoenen, een voetbalbroekje en zijn sportschoenen mee.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter
-Aan het begin van een zin.
-Bij namen.
-Let op bij woorden als: 's Morgens, 's Middags, etc.
-T. van der Burg
-Geachte mevrouw Van der Burg
Geen hoofdletter als de zin begint met een symbool, zoals 116 mensen werden ondervraagd.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

'Waarmee kan ik u helpen?', vroeg de medewerkster.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 7 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 8 - Quizvraag

Directe of indirecte rede?
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 9 - Quizvraag

Directe of indirecte rede?

"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 10 - Quizvraag

Peter zegt: "Hier ben ik geboren."
A
juist
B
niet juist

Slide 11 - Quizvraag

Wat zullen we eten?" vroeg Thea".
A
goed
B
niet goed

Slide 12 - Quizvraag


"Ik doe mee," zei Henk, "maar dan wil ik wel winnen."
A
goed
B
niet goed

Slide 13 - Quizvraag

De directeur vroeg: "Wie heeft er 'protest' op de voordeur gekalkt?"

A
goed
B
niet goed

Slide 14 - Quizvraag

Welke woord is goed?

........ gaan we naar een concert.
A
's avonds
B
savons
C
savonds
D
's Avonds

Slide 15 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is goed?
A
Geachte mevrouw A. de Vries
B
Geachte mevrouw A. De Vries
C
Geachte mevrouw De Vries
D
Geachte mevrouw de Vries

Slide 16 - Quizvraag

80 Jaar geleden is mijn opa geboren.
A
goed
B
niet goed

Slide 17 - Quizvraag

Karin is rotterdammer.
A
goed
B
niet goed

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk
(1.8 en 2.7)
2.8 tot en met opgave 8 en Test jezelf.

Slide 19 - Tekstslide

(1.8 en 2.7)
2.8 tot en met opdracht 8 en Test jezelf

Slide 20 - Tekstslide

Les 1 lezen
Leerdoelen
Ik herken welk doel een tekst heeft.
Ik herken de tekstkenmerken.

Slide 21 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je nog?

Slide 22 - Woordweb

Er zijn vier tekstdoelen/teksttypes
informeren en uitleggen (nieuwsbericht, handleiding)
overtuigen (recensie)
activeren (advertentie)
amuseren (stripverhaal)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Tekstkenmerken
onderwerp: waarover de tekst gaat
hoofdgedachte: de samenvatting van de tekst in één zin.
inleiding: de schrijver noemt het onderwerp en wil de interesse wekken.
slot: afronding door conclusie, samenvatting of beantwoorden kernvraag.

Slide 26 - Tekstslide

(Huis)werk
Hoofdstuk 1 paragraaf 3
opdracht 1 tot en met 10 op de Ipad.

Slide 27 - Tekstslide