ziekte van Parkinson

Ziekte van Parkinson 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ziekte van Parkinson 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemene informatie 
Parkinson komt steeds meer voor, onder meer als gevolg van de vergrijzing. De ziekte komt voor onder alle bevolkingsgroepen bij zowel mannen als vrouwen. Momenteel zijn er ongeveer 60.000 mensen in Nederland die aan Parkinson lijden. Tussen de 45 en 64 jaar treden meestal de eerste verschijnselen op, maar Parkinson komt ook voor onder jongere mensen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ontstaan ziekte van parkinson
De ziekte van Parkinson ontstaat in de cellen van de middenhersenen. Deze cellen maken onder andere dopamine aan. Dopamine is een boodschappersstof die nodig is om de signalen van de hersenzenuwen door te geven aan de spieren.
Bij Parkinson sterven deze dopamineproducerende cellen langzaam af. Wanneer 70% van deze hersencellen is afgestorven, ontstaan er ziekteverschijnselen. De afname van dopamine als gevolg van het celverlies verstoort het doorgeven van de signalen naar de spieren.
De oorzaak van het celverlies is nog niet bekend. Wel is bekend dat celverlies kan worden veroorzaakt door verschillende factoren. Waarschijnlijk speelt een combinatie van genetische factoren en omgevingsfactoren een rol.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Bij axiale spondyloartritis heb je ontstekingen in de gewrichten van je rug en bekken. Je rug is stijf en doet pijn. Je kunt de ontsteking ook in andere gewrichten krijgen. Je huisarts stuurt je hiervoor naar het ziekenhuis.
autonome stoornissen 
Het autonome zenuwstelsel is onderdeel van ons lichaam en regelt de onbewuste processen. Je ademhaling, bloeddruk en hartslag gebeuren allemaal onbewust.
Zodra signalen niet goed worden doorgegeven van de hersenzenuwen aan de spieren ontstaan verstoorde automatismen. Deze kunnen zowel ontstaan door de ziekte zelf als door medicatie.
Verstoorde automatismen die kunnen optreden bij Parkinson zijn:
lage bloeddruk bij opstaan (orthostatische hypotensie);
mictiestoornissen (incontinentie, frequente aandrang);
obstipatie;
dorstgevoel.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je weet nu dat de afname van dopamineproducerende cellen het doorgeven van de signalen naar de spieren verstoort.
Er kunnen hierdoor motorische en neurologische stoornissen ontstaan bij een zorgvrager met Parkinson.
Denk je dat ook autonome stoornissen kunnen ontstaan?

A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Bij een tekort aan dopamine ontstaan aanvankelijk milde motorische stoornissen. Daarnaast zul je als gevolg van celverlies in de middenhersenen autonome stoornissen en neurologische stoornissen terug kunnen zien bij de zorgvrager.
Voor jou als zorgverlener is het belangrijk om symptomen van deze stoornissen te herkennen en de juiste ondersteuning te bieden. 

 Deze stoornissen kunnen zich uiten in verminderde blaascontrole, erectiestoornissen, obstipatie (gestoorde darmlediging), en moeite met de bloeddrukregeling (bloeddrukdaling bij staan, waardoor mensen duizelig worden).


motorische stoornissen 
Zorgvragers met de ziekte van Parkinson kunnen de volgende motorische symptomen laten zien:
stijfheid van spieren (rigiditeit);
bewegingstraagheid (bradykinesie);
houdings- en evenwichtsstoornis;
moeite met praten (zachter en monotoon);
ontbreken van automatische bewegingen (hypokinesie);
moeite met starten van een beweging (akinesie);
bevriezen van de benen tijdens het lopen (freezing);
problemen met speekselbeheersing;
slikstoornis;
trillen van handen, benen, kin of tong (tremor);
vlakke gezichtsuitdrukking (maskergelaat).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neurologische en psychische stoornissen
gedrag: bijvoorbeeld impulsief gedrag;
kennis/inzicht: bijvoorbeeld aandacht- en concentratieproblemen, moeite met problemen oplossen en moeite met uitdrukken en logisch denken;
stemming/emotie: dwanghuilen, emotionele vervlakking en niet tegen drukte/lawaai kunnen.
Voorbeelden van ernstigere symptomen zijn:
hallucinaties, wanen en delier;
parkinsondementie (PDD);
psychosen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overige symptomen
Reukverlies: vaak al in de beginfase van de ziekte.
Slaapstoornissen: de oorzaken verschillen per zorgvrager. Moeite met draaien in bed (ongemakkelijk liggen), pijn en levendig dromen zijn veelvoorkomende oorzaken. Slaapstoornissen leiden vaak tot vermoeidheid.
Vermoeidheid: dit kan zowel door lichamelijke klachten als door stemming komen. Ook kosten dagelijkse activiteiten meer energie voor zorgvragers met Parkinson.
Doorgaans hebben negatieve emoties van zorgvragers een ongunstige invloed op de symptomen, terwijl positieve emoties een gunstige invloed kunnen hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

behandeling met medicatie
In de behandeling van Parkinson met medicatie worden twee fases onderscheiden, namelijk:
ongecompliceerde fase;
gecompliceerde fase.

Slide 10 - Tekstslide

In de ongecompliceerde fase is er meestal een stabiel beeld met een goede reactie op medicatie. In de gecompliceerde fase ontstaan vaak na enkele jaren motorische complicaties, oftewel responsfluctuaties. Het is na het aanpassen van de medicatie moeilijker om een stabiele situatie te creëren. Soms wordt er dan gekozen voor een geavanceerde behandeling. Een voorbeeld hiervan is het toedienen van duodopa via een pomp. Het toedienen gebeurt via een PEG-J-sonde en is een verpleegkundige handeling.
Dosering van medicatie bij Parkinson wordt ingesteld door de neuroloog op basis van symptomen, stadium van de ziekte, leeftijd, comorbiditeit en de psychosociale omgeving. De instelling van de medicatie kan hierdoor per zorgvrager verschillen.

Reacties op medicatie
De reacties op medicatie worden onderverdeeld in drie toestanden.
1. De on-fase is een toestand waarin de medicatie goed werkt. De zorgvrager heeft geen klachten.
2. De off-fase is een toestand waarin de medicatie onvoldoende werkt en de symptomen, zoals stijfheid, aanwezig zijn.
3. Overbeweeglijkheid is een toestand waarin de medicatie overmatig werkt, waardoor de zorgvrager slangachtig beweegt.
Let op: de zorgvrager beweegt zowel bij overbeweeglijkheid als bij een tremor overmatig, maar de oorzaak verschilt.

Slide 11 - Tekstslide

● Bij overbeweeglijkheid beweegt de zorgvrager slangachtig over het hele lichaam als reactie op teveel dopamine.
● Bij een tremor trilt of beeft bijvoorbeeld de hand of arm van de zorgvrager als reactie op te weinig dopamine. Een tremor is kenmerkend voor de off-fase.

Voedingsvoorschriften bij medicatie 
● Je vermijdt het gelijktijdig toedienen van medicatie met eiwitten. Medicatie wordt namelijk minder opgenomen door de aanwezigheid van eiwitten in het eten. Voorbeelden van eiwitrijk voedsel zijn: vla, yoghurt, melk en pap.
● Je vermijdt het toedienen van medicatie met ijzerpreparaten. Medicatie verbindt zich namelijk aan de ijzerpreparaten, waardoor het niet oplosbaar is en de celwand niet kan voorbijgaan.


Tip: (bruisend) water, sinaasappelsap en appelmoes zijn geschikt voor medicatie-inname.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicatietijden 
Naast voedingsvoorschriften is het voor een optimale werking van de medicatie erg belangrijk je te houden aan de voorgeschreven medicatietijden.
Dien de Parkinsonmedicatie bij voorkeur 30 minuten vóór de maaltijd of 60 minuten ná de maaltijd toe, anders wordt de medicatie mogelijk niet goed opgenomen vanwege de eiwitten uit de voeding.
De medicatie moet vaak om de drie uur worden ingenomen. Het tijdstip van toediening is erg belangrijk, omdat het van invloed is op het functioneren van de zorgvrager.
Tip: er zijn verschillende apps beschikbaar die door geluid of een trilling waarschuwen dat het tijd is om (bepaalde) medicijnen in te nemen. Er bestaan ook medicijnhorloges en medicijndispensers die tijdig signalen afgeven. Beoordeel met de Vilans App Check of een app betrouwbaar is.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je helpt mevrouw vanochtend uit bed. Je vertelt haar dat het vandaag een warme dag belooft te worden. Daarna vraag je welke kleding ze wil dragen.
Wat doe je als ze niet direct reageert op jouw vraag?

A
Je geeft mevrouw de tijd om op jouw vraag te reageren.
B
Je vraagt wat haar plannen voor vandaag zijn.
C
Je stelt de vraag opnieuw, maar je formuleert je vraag op een andere manier.
D
Je herhaalt exact dezelfde vraag.

Slide 14 - Quizvraag

Zorgvragers met de ziekte van Parkinson laten traagheid zien in de informatieverwerking. Het duurt bij mevrouw dus langer voordat zij informatie heeft verwerkt.
Vraag of doe daarom steeds één ding tegelijk. Mevrouw krijgt dan tijd om de informatie te verwerken en eventueel te reageren.
Als je merkt dat mevrouw de informatie heeft verwerkt, kun je weer iets zeggen, een vraag stellen of een volgende handeling verrichten.

Je merkt dat meneer gedragingen vertoont die passen bij een gokverslaving.
Wat doe jij?

A
Je neemt de laptop van meneer in beslag, zodat hij niet meer in de verleiding komt.
B
Je spreekt met meneer over de gevaren van gokken.
C
Je rapporteert het gedrag van meneer in het zorgdossier.
D
Je wijst meneer erop dat er ook gratis goksites bestaan.

Slide 15 - Quizvraag

Zorgvragers met Parkinson kunnen moeite hebben met het controleren of remmen van verlangens. Dit wordt ook wel een impulscontrolestoornis genoemd.
Deze stoornis kan zich onder andere uiten in een gokverslaving. Vooral jonge mannelijke zorgvragers lijken risico te lopen, mede door de dopamineverhogende medicijnen.
De enige juiste actie is om het gedrag van de zorgvrager te rapporteren in het zorgdossier. De verpleegkundige of de arts kan dan eventueel een psycholoog inschakelen als dat nodig, ook kan medicatie gewijzigd worden.

Medicatietijden zijn erg belangrijk voor zorgvragers met Parkinson. Ook mag medicatie niet vlak vóór of vlak ná het eten ingenomen worden.
Wat is de richtlijn voor medicatietijden?

A
30 minuten vóór de maaltijd of 30 minuten ná de maaltijd
B
1 uur vóór de maaltijd of 30 minuten ná de maaltijd
C
30 minuten vóór de maaltijd of 1 uur ná de maaltijd

Slide 16 - Quizvraag

De richtlijn is minimaal 30 minuten vóór de maaltijd of minimaal 1 uur ná de maaltijd. Medicatie wordt namelijk minder opgenomen in de darmen door de aanwezigheid van eiwitten in het eten.
Mevrouw heeft steeds meer moeite met het behouden van haar evenwicht. Daarnaast heeft ze moeite met normale fysieke taken.
Hoehn en Yahr beschrijven het ziektebeeld van de ziekte van Parkinson aan de hand van stadia.
In welk stadium past de situatieschets van mevrouw?

A
Stadium 1
B
Stadium 2
C
Stadium 3
D
Stadium 4/Stadium 5

Slide 17 - Quizvraag

Kenmerkend voor het tweede stadium is: de coördinatie van ledematen aan beide zijden van het lichaam gaat moeizamer. Toenemende moeite met evenwicht en normale fysieke taken.
Let op: de stadia van Hoehn en Yahr schetsen een algemeen beeld. De klachten, de ernst van de klachten, en het verloop van de ziekte verschillen van zorgvrager tot zorgvrager.