Spelling 3.8

Spelling 3.8
Meervouden en samenstellingen
Donderdag 26 september 2024
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 3.8
Meervouden en samenstellingen
Donderdag 26 september 2024

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud op -en
kreeft - kreeften

Let op! 
brief - brieven
buis - buizen
school - scholen
sok - sokken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van 'graaf'?
A
grafen
B
graven
C
graafen
D
graaven

Slide 3 - Quizvraag

Meervoud met trema
Woorden eindigend op -ie  of -ee krijgen vaak een trema op de e in het meervoud.
De klemtoon bepaalt of er een extra e bijkomt.

therapie   --> therapieën
bacterie   -->   bacteriën


Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'porie'?
A
poriën
B
porieën

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'kolonie'?
A
koloniën
B
kolonieën
C
kolonies
D
koloniën en kolonies

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'serie'?
A
serieën
B
seriën
C
series

Slide 7 - Quizvraag

Meervoud op -s
kegel - kegels
café - cafés

Let op!
auto - auto's
baby - baby's
wc - wc's 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'hobby'?
A
hobbys
B
hobbies
C
hobby's
D
hobbie's

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord heeft zowel een meervoud op -en als op -s?
A
geluid
B
bobbel
C
aardappel
D
papier

Slide 10 - Quizvraag

Samenstelling met tussen-n
erwt + soep --> erwtensoep

Let op!
groenteburger      (meervoud op -en en -s)
Koninginnedag     (er is maar één koningin)
tarwemeel               (er is geen meervoud van tarwe)
reuzefijn                   (reuze is geen zelfstandig naamwoord)

Slide 11 - Tekstslide

Samenstelling met tussen-s
De tussen-s voorkomt uitspraakproblemen

Koningsdag
aanbiedingskaart
sprongsgewijs

Slide 12 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken (-)
Om uitspraakproblemen te voorkomen
auto-ongeluk

Bij afkortingen of cijfers
vmbo-school
f7-toets

Slide 13 - Tekstslide

Hoe luidt de samenstelling van 'gedachte' + 'sprong'
A
gedachtensprong
B
gedachtesprong
C
gedachtessprong
D
gedachte-sprong

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
boordevol
B
boordenvol

Slide 15 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Afmaken paragraaf 3.8
Klaar? Maak paragraaf 4.8
Vragen? Hand opsteken!

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 3.8 en 4.8 zijn af

Slide 17 - Tekstslide