CE GT_2015_TV1 (tekst 4)

Vogelzang is net praten
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vogelzang is net praten

Slide 1 - Tekstslide

In alinea 1 wordt het onderwerp van de tekst onder meer ingeleid door het
noemen van een aanleiding.

Op welke manier wordt het onderwerp nog meer ingeleid?
Dit gebeurt door:
A
de geschiedenis van het centrale onderwerp te schetsen.
B
een aspect van het centrale onderwerp te presenteren.
C
een samenvatting van het onderwerp vooraf te geven.
D
verschillende belangrijke meningen over het onderwerp te noemen.

Slide 2 - Quizvraag

In alinea 1 worden twee redenen genoemd waarom vogelzang
hartverwarmend is. Welke twee redenen zijn dat?

Slide 3 - Open vraag

In de alinea’s 3 en 4 wordt gesproken over vocaal leren.

Welke drie groepen vogels kunnen vocaal leren, volgens de tekst?

Slide 4 - Open vraag

Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van de alinea’s 3 tot en met 5?
A
Alle dieren hebben een auditief vermogen
B
Alle dieren kennen een spraakvermogen
C
Spraak van mens en dier kent overeenkomsten
D
Spraak van mens en dier ontstaat instinctief

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verband tussen alinea 4 en alinea 5?
A
Alinea 4 en alinea 5 vormen een tegenstelling.
B
Alinea 4 en alinea 5 vormen samen een opsomming.
C
Alinea 5 geeft een voorbeeld bij wat er in alinea 4 staat.
D
Alinea 5 geeft het gevolg van wat er in alinea 4 staat.

Slide 6 - Quizvraag

Volgens de alinea’s 6 en 7 zijn er aanwijzingen dat er een parallel is
tussen zingende vogels en pratende mensen.

Welke twee aanwijzingen zijn dat?

Slide 7 - Open vraag

Steve Pinker zegt volgens de tekst: “Vocaal leren is uitzonderlijk”. (regel 55)
Jarvis ondersteunt deze uitspraak.

Citeer de zin uit alinea 4 of uit alinea 5 waarmee Jarvis deze uitspraak
ondersteunt.

Slide 8 - Open vraag

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van deze tekst weer?

A
Alleen vogels beschikken net als mensen over een taalvermogen.
B
Auditief leren is onmisbaar voor het ontwikkelen van taalvermogen.
C
Er bestaan overeenkomsten in taalvermogen bij mensen en vogels.
D
Het taalvermogen bij dieren en mensen is genetisch bepaald in de cortex.

Slide 9 - Quizvraag

In deze tekst laat de schrijver enkele deskundigen aan het woord.

Op welke manier gaat hij om met hun uitspraken?
A
Hij gebruikt de uitspraken om meningen tegen te spreken.
B
Hij is het absoluut oneens met de uitspraken.
C
Hij komt op grond van de uitspraken tot een eigen mening.
D
Hij trekt de juistheid van de uitspraken in twijfel.

Slide 10 - Quizvraag