grammatica: personen in de zin, geen onderwerp

Grammatica
Personen in de zin, geen onderwerp
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Personen in de zin, geen onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat zegt u? Ik begrijp ... niet.
A
u
B
je

Slide 2 - Quizvraag

Ik heb brood nodig. Kan je brood voor ... kopen?
A
me
B
je

Slide 3 - Quizvraag

We zijn om tien uur thuis. Wacht je thuis op ...
A
ons?
B
je?

Slide 4 - Quizvraag

Anna, ik hou van ...
A
me!
B
je!

Slide 5 - Quizvraag

We willen jullie graag zien. Waar ontmoeten we ...
A
je?
B
jullie?

Slide 6 - Quizvraag

David haalt koffie voor ... Dat vind ik fijn.
A
ik.
B
me.

Slide 7 - Quizvraag

Wat zegt de man? Ik begrijp ... niet.
A
hem
B
haar

Slide 8 - Quizvraag

Wat zegt de vrouw? Ik begrijp ... niet.
A
hem
B
haar

Slide 9 - Quizvraag

Ik wil graag met meneer en mevrouw Jansen praten. Kan ik een afspraak met ... maken?
A
hem
B
ze

Slide 10 - Quizvraag

Anna is ziek. Ik ga voor ... koken.
A
haar
B
ze

Slide 11 - Quizvraag

De buren zijn op vakantie. Ik zal ... bellen.
A
hem
B
ze

Slide 12 - Quizvraag

We willen Anna graag zien. Ik vind ... aardig.
A
haar
B
ze

Slide 13 - Quizvraag

Dit is de regel (hen/ze) 
Als het gaat om personen:
Ik ga ze helpen. 
Ik ga hen helpen.   
Gebruik ‘ze’ of ‘hen’.

   De thee is voor ons, de koffie is voor hen.

Heeft het woord accent? Gebruik dan altijd 'hen'.

Slide 14 - Tekstslide

De cola is voor ...
A
hen
B
ze

Slide 15 - Quizvraag

Is de taart voor ...
A
hen?
B
ze?

Slide 16 - Quizvraag

En hoe gaat het met ...
A
hen?
B
ze?

Slide 17 - Quizvraag

Die zijn voor ...
A
hen!
B
ze!

Slide 18 - Quizvraag

We zien ... elke dag.
A
hen
B
ze

Slide 19 - Quizvraag

We maken een taart voor .....
A
hen
B
ze

Slide 20 - Quizvraag

We praten niet vaak met .....
A
hen.
B
ze.

Slide 21 - Quizvraag

Ik haal thee voor ...
A
hen.
B
ze.

Slide 22 - Quizvraag

Hou je van ....
A
hen?
B
ze?

Slide 23 - Quizvraag

Is dit boek voor .....
A
hen?
B
ze?

Slide 24 - Quizvraag