Ga mee op reis 4 Eetgewoontes

 GA MEE OP REIS
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 GA MEE OP REIS

Slide 1 - Tekstslide

EETGEWOONTE




Lees de tekst en ga aan de gang met stap 1 t/m stap 4
klik HIER om naar je digiboek te gaan.

Slide 2 - Tekstslide

stap 1

Slide 3 - Tekstslide

stap 1


Of je iets lekker vindt, wordt niet alleen bepaald door de smaak.
Ook kleur en geur zijn belangrijk.
Ook wat je gewend bent speelt een belangrijke rol.
Kijk naar de video. Welke invloed heeft je cultuur op je smaak?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Nederlandse gerechten?
Erwtensoep en stamppot zijn typisch Nederlandse gerechten. Dat is niet altijd zo geweest!
Zelfs de aardappel komt oorspronkelijk niet uit Nederland.
Hij is hier pas na de ontdekking van Amerika gekomen!
Onze eetgewoonten veranderen steeds.
Er komen steeds nieuwe producten bij vanuit het buitenland.
We leren ze kennen op vakantie of ze komen hier met mensen die eerst in het buitenland woonden, maar nu in Nederland.
Daarom staan er tegenwoordig verschillende gerechten uit andere landen op onze menukaart.
Er zijn veel restaurants en eetgelegenheden waar je pizza, roti en kousenband, shoarma, kebab, couscous, tandoori kip, saté of taco kunt eten of halen.



Slide 6 - Tekstslide

Welk gerecht komt waar vandaan?
bami
donut
sandwich
bratwurst
kebab
stokbrood
Turkije
Indonesië
Duitsland
Engeland
Frankrijk
Amerika

Slide 7 - Sleepvraag

stap 2


Godsdiensten
Het christendom, het boeddhisme, de islam, het hindoeïsme en het jodendom zijn wereldgodsdiensten.
Elke godsdienst heeft wel een paar wetten en regels over eten.
Daarover gaat deze stap.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Christendom

In het christendom mag eigenlijk alles gegeten worden.
Op feestdagen worden er wel speciale dingen gegeten.
Ook kennen katholieken een vastenperiode.
Deze periode duurt 40 dagen tussen carnaval en Pasen.

Slide 10 - Tekstslide

Islam

De Koran is het boek van de islam.
In de Koran staan onder andere ook voedingsvoorschriften.
Volgens de islamitische wetten zijn voedingsmiddelen onder te verdelen in halal en haram.
Halal betekent letterlijk; toegestaan, wettelijk of rein.
Haram betekent; niet toegestaan, niet wettelijk of onrein.


Slide 11 - Tekstslide

Jodendom

Joden houden zich ook aan bepaalde regels voor eten en drinken.
Ze eten koosjer.
Dat betekent: ze eten alleen dingen die volgens de bijbel en de tradities toegestaan zijn.
Zo is het verboden bloed te eten of te drinken.
Melk- en vleesproducten worden nooit samen gegeten.
De dieren die niet gegeten mogen worden staan in de bijbel.
Daar horen bijvoorbeeld varkens, konijnen, paling, en zeevruchten bij.
De dieren die wel gegeten mogen worden, moeten door een speciaal daarvoor opgeleide slachter geslacht worden.

Slide 12 - Tekstslide

Hindoeïsme
Hindoestanen geloven in reïncarnatie.
Reïncarnatie betekent dat je na de dood weer op aarde terugkeert in een ander lichaam.
Dit kan een mensenlichaam zijn, maar ook een dier of zelfs een plant.
Hindoestanen zien alle levende wezens als een deel van God; daarom zijn veel oudere hindoes vegetarisch.
Zij eten dus geen vlees of vis.
Niet-vegetarische hindoes eten geen rund- of kalfsvlees, want de koe is een heilig dier volgens de hindoes.

Slide 13 - Tekstslide

Eten moet halal zijn. Er wordt geen varkensvlees gegeten. 
Eten is hoofdzakelijk vegetarisch. Mocht er wel vlees worden gegeten dan geen rundvlees.
Eten moet koosjer zijn. Melk- en vleesproducten worden niet samen opgediend.
Dit geloof kent geen specifieke eetgewoontes. Eten wordt gezien als een toegestane vorm van plezier en ontspanning. 
hindoeisme
jodendom
christendom
islam

Slide 14 - Sleepvraag

stap 3
Vegetarisch eten
Mensen hebben verschillende redenen om vegetarisch te eten.
Bedenk minimaal drie redenen waarom mensen vegetarisch eten. Noteer je antwoord op de volgende bladzijde.
Je mag gebruikmaken van internet om je antwoorden op te zoeken.





Slide 15 - Tekstslide

Noem drie redenen waarom mensen vegetarisch eten.

Slide 16 - Open vraag

Bekijk het filmpje in je digiboek over vleesvervangers.
Denk na over de volgende stelling:
“Vleesvervangers moeten naar vlees smaken.”.
( klik op het filmpje)

Slide 17 - Tekstslide

Wat vind jij: moeten vleesvervangers naar vlees smaken? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open vraag

Vegetariërs eten geen vlees, gevogelte en vis.
Ongeveer vier procent van de Nederlandse bevolking eet elke dag vegetarisch.
Bijna alle vegetariërs eten of drinken wel eieren, melk en melkproducten, zoals kaas.
Daarnaast is er een groeiende groep parttime vegetariërs of 'flex' vegetariërs, die een of meer dagen per week geen vlees eten.
Veganisten eten helemaal geen producten van dierlijke oorsprong, dus ook geen melk, melkproducten of eieren.
Met vlees krijg je belangrijke voedingsstoffen binnen. Missen vegetariërs die dan?... Nee!
Vegetariërs en zelfs veganisten kunnen heel gezond eten als ze vleesvervangers eten, zoals noten, tofu, tempé en peulvruchten.



Slide 19 - Tekstslide

Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen vegetariërs en veganisten.

Slide 20 - Open vraag

stap 4
WERELD(W)ETEN

Ieder land heeft zo zijn eigen gerecht.
Op de website allesoveretenendrinken vind je allerlei gerechten uit verschillende landen.
Kies een gerecht dat past bij jouw land waar jullie je hotel gaan bouwen.


Slide 21 - Tekstslide

  • Onderzoek uit welke ingrediënten het gerecht bestaat.
  • Hoe maak je het gerecht klaar (de bereidingswijze)?
  • Het gerecht moet binnen 1 uur gemaakt kunnen worden.
  • Je gerecht mag niet kant-en-klaar zijn!
  • Kun je nog andere informatie over het gerecht vinden? Waarom past jouw gerecht bij het land dat je gekozen hebt.
  • Zoek een afbeelding van het gerecht.





Slide 22 - Tekstslide

Werk je recept uit. Let op de layout: hoe ziet het eruit?

Maak ook een voorkant met daarop jullie namen, klas, datum en natuurlijk een mooie afbeelding van je gerecht.
Lever je recept in via de inleverknop.



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link