klas 1 Unit 1 words & grammar
1 / 33
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
translate: braces
A
kaal
B
beugel
C
sproet
D
braken
Slide 2 - Quizvraag
translate: moustache
A
snor
B
mond
C
sproet
D
baard
Slide 3 - Quizvraag
translate: pierced ears
A
gaatjes
B
oren
C
gaatjes in oren
D
oren gaten
Slide 4 - Quizvraag
translate: abroad
A
grens
B
in het buitenland
C
breder
D
buitenlands
Slide 5 - Quizvraag
translate: foreign
A
in het buitenland
B
grens
C
Frans
D
buitenlands
Slide 6 - Quizvraag
translate: related to
A
familie van
B
ratelen
C
vrienden van
D
relativeren
Slide 7 - Quizvraag
translate: science
A
wiskunde
B
natuurkunde
C
scheikunde
D
biologie
Slide 8 - Quizvraag
translate: difficult
Slide 9 - Open vraag
translate: to understand
Slide 10 - Open vraag
translate: geography
Slide 11 - Open vraag
translate: favourite
Slide 12 - Open vraag
translate: (to be) an only child
Slide 13 - Open vraag
translate: British
Slide 14 - Open vraag
translate: national anthem
Slide 15 - Open vraag
translate: freckle
Slide 16 - Open vraag
1
2
3
4
5
6
7
blue
green
white
red
purple
black
yellow
Slide 17 - Sleepvraag
vertaal: Steil
A
quite
B
slim
C
thin
D
straight
Slide 18 - Quizvraag
vertaal: werelddeel
A
world
B
continent
C
world part
D
continental
Slide 19 - Quizvraag
vertaal: niet houden van
A
dislike
B
like
C
not like
D
do like
Slide 20 - Quizvraag
vertaal: etui
A
pencil case
B
case
C
pencil bag
D
bag
Slide 21 - Quizvraag
vertaal: bureau
Slide 22 - Open vraag
vertaal: lokaal
Slide 23 - Open vraag
vertaal: markeerstift
Slide 24 - Open vraag
vertaal: dochter
Slide 25 - Open vraag
vertaal: middelste
Slide 26 - Open vraag
vertaal: neef
(zoon van een broer of zus)
(zoon van een broer of zus)
Slide 27 - Open vraag
vertaal: Europa
Slide 28 - Open vraag
vertaal: taal
Slide 29 - Open vraag
vertaal: Frankrijk
Slide 30 - Open vraag
vertaal: Nederland
Slide 31 - Open vraag
vertaal: mooi
Slide 32 - Open vraag
vertaal: klein
