wiskunde 2: Recht en omgekeerd evenredig

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 2

G19

Bart maakt een fietstocht. Bij een snelheid van 

20 km/u heeft hij 2,5 uur nodig om 50 km af te leggen.

Welke twee verhoudingen zie je?

Maak een evenredigheid.

Wat is de hoofdeigenschap
van evenredigheden?

1. de som van uiterste termen = de som van de middelste termen
2. het verschil van de uiterste termen = het verschil van de middelste termen
3. het product van de uiterste termen = het product van de middelste termen
4. het quotiënt van de uiterste termen = het quotiënt van de middelste termen

G19

p. 17

Als Marge 2 stickers zou verkopen aan 5 euro per stuk, wat is de prijs dan van de 2 stickers?

1. 7
2. 2,5
3. 10
4. 20

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

G19

p. 17

Als je de grafiek vervolledigt, welke figuur bekom je dan?

1. een hyperbool
2. een rechte door de oorsprong
3. een constante
4. geen idee

G19

p. 17

G19

p. 18

1 schilder --> 12 werkdagen
2 schilders --> ? werkdagen

1. 24
2. 6
3. geen idee
4. niet te bepalen

6

G19

p. 18

G19

p. 18

Hoe meer schilders Homer vraagt...

1. hoe minder werkdagen
2. geen idee
3. hoe meer werkdagen

G19

p. 18

G19

p. 18

G19

p. 18

G19

p. 18

Als je de grafiek vervolledigt, welke figuur bekom je dan?

1. een hyperbool
2. een rechte door de oorsprong
3. een constante
4. geen idee

G19

p. 18

G19

p. 18

met 20 leerlingen op reis --> 16 uur reistijd

met 60 leerlingen op reis --> ? uur reistijd

1. 16
2. 32
3. 48
4. geen idee

G19

p. 18

Welke evenredigheid hebben we nu bij deze oefening?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

G19

p. 18

G19

p. 17

G19

p. 18

G19

p. 17

p. 19

p. 19

Het loon van een leraar is ... met het aantal leerlingen die hij in zijn klas heeft.

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Het aantal verkoopsters in een winkel is ... met het aantal klanten.

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Wat past hier?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Wat past hier?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Wat past hier?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Wat past hier?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

Wat past hier?

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

p. 21

G19

c)

a)

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

1. recht evenredig
2. omgekeerd evenredig
3. niet evenredig
4. geen idee

G19

p. 21

a)

c)

G19

p. 21

c)

a)