3.A - Je kent de vier bronnen waarop de Islam haar wetgeving baseert en je bent in staat uit te leggen wat deze bronnen inhouden;
3.B - Je kent drie kenmerken van de Koran (ontstaan, indeling en reciteren) en kunt deze inhoudelijk uitleggen;
3.C - Je kunt drie overeenkomsten en drie verschillen benoemen tussen de Bijbel en de Koran
4.A - Je kunt uitleggen wat de Ramadan, het Suikerfeest en het Offerfeest inhouden;