In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
BS 3.3
Monohybride Kruisingen
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Terug kijken vorige les
Theorie Monohybride kruisingen
Oefenen kruisingen
Leerdoelen
Je kan een monohybride kruising en een kruisingsschema opstellen.
Je kan bij een kruising de eigenschappen van de ouders en nakomelingen afleiden.
Slide 2 - Tekstslide
Aan een pijlkruidplant kunnen 3 bladtypen voorkomen: - onder water 'lintvormig', - drijvend op het wateroppervlak 'ovaal' - en boven water 'pijlvormig'.
Hoe wordt de ontwikkeling van een blad bij het pijlkruid bepaald?
A
willekeurig
B
milieufactoren
C
erfelijke factoren
D
zowel erfelijke als milieufactoren
Slide 3 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu
Slide 4 - Quizvraag
- Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? - En hetzelfde genotype?
A
Ja - Ja
B
Ja - Nee
C
Nee - Ja
D
Nee - Nee
Slide 5 - Quizvraag
BB ,Bb en bb zijn voorbeelden van
A
een allel
B
fenotype
C
genotype
D
genoom
Slide 6 - Quizvraag
Alleen de letter "A"noemen we
A
een dominant gen
B
een dominant allel
C
een recessief gen
D
een recessief allel
Slide 7 - Quizvraag
Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype. Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en ene langharige cavia. Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.
Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 8 - Quizvraag
Het allel A geeft bruine ogen, allel a blauwe ogen. Wat is het genotype van iemand met blauwe ogen?
Slide 9 - Open vraag
Aa noemen we
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 10 - Quizvraag
Monohybride Kruising
Overerving van 1 eigenschap
1 eigenschap = 1 genenpaar
Slide 11 - Tekstslide
Johan Mendel
Wetten van overerving van eigenschappen ontdekt en geformuleerd in 1866
Slide 12 - Tekstslide
Genetica §3.3 'monohybride kruisingen'
Na deze les:
Weet je hoe je een monohybride kruising opstelt
Kan je voorspellingen doen over het genotype en fenotype van nageslacht uit een kruising
Volgende les:
Gaan we deze kennis toepassen op stambomen
Slide 13 - Tekstslide
Hoe geef je bij een kruising de ouders aan?
A
P
B
F1
C
F2
Slide 14 - Quizvraag
'monohybride kruisingen'
Hoe pak je dit aan?
Wat zijn de genotypen van de ouders?
Welke allelen kunnen de geslachtcellen van beide ouders bevatten?
Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? => Kruisingtabel
Het gen voor vachtkleur erft dominant over. Twee (heterozygote) bruine labradors paren, wat is de kans op blonde puppies?
Slide 15 - Tekstslide
Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont (zwartbont = Z en roodbont = z).
Wat is de kans op een zwartbont kalf, als beide ouders roodbont zijn?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 16 - Quizvraag
'monohybride kruisingen'
Een enkele eigenschap, (vb. vachtkleur)
Slide 17 - Tekstslide
Herhaling...
Slide 18 - Tekstslide
Herhaling...
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
'monohybride kruisingen'
Hoe pak je dit aan?
Wat zijn de genotypen van de ouders?
Welke allelen kunnen de geslachtcellen van beide ouders bevatten?
Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? => Kruisingtabel
Verhouding tussen genotypen noteren
Verhouding tussen fenotypen noteren
Het gen voor vachtkleur erft dominant over. Twee (heterozygote) bruine labradors paren, wat is de kans op blonde puppies?
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Nu maken
Maken BS 3.3
de opdrachten 27 - 28 - 29
Slide 25 - Tekstslide
In een bepaalde populatie fruitvliegen hebben alle individuen het genotype rr voor een bepaalde eigenschap. Als gevolg van een erfelijke verandering tijdens de vorming van een zaadcel ontstaat een individu Z met genotype Rr.
Hoe wordt het proces van erfelijke verandering genoemd waardoor het genotype Rr van individu Z kon ontstaan?
A
Modificatie
B
Monohybride aanpassing
C
Selectie
D
Mutatie
Slide 26 - Quizvraag
Manx-katten: Bij Manx katten: mm: met staart, Mm: staartloos, MM: niet geboren Een kat met en een kat zonder staart worden gekruist. Bereken het % katten dat zonder staart wordt geboren.
Slide 27 - Open vraag
Individu Z (Rr) krijgt een groot aantal nakomelingen in de eerste en volgende generaties. Individuen met genotype Rr of RR hebben tweemaal zoveel kans de leeftijd te bereiken waarop ze tot voortplanting kunnen komen als individuen met genotype rr.
Welk deel van de eerste generatie nakomelingen van individu Z heeft een vergrote kans op voortplanting?
A
1/2
B
3/4
C
1/4
D
0
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2
Slide 29 - Quizvraag
Een homozygoot dominante bruine hengst en een grijze merrie krijgen een bruine veulen.
Wat kan het genotype zijn van dit veulen?
A
aa of Aa
B
Aa of AA
C
Aa
D
aa
Slide 30 - Quizvraag
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 31 - Quizvraag
Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren
AA x aa
B
Grote bladeren
Aa x aa
C
Kleine bladeren
AA x aa
D
Kleine bladeren
Aa x aa
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje
Slide 34 - Quizvraag
Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 35 - Quizvraag
Hoeveel kinderen hebben persoon 1 en 2
A
1
B
4
C
2
D
3
Slide 36 - Quizvraag
Wie zijn oom en tante van familielid 9?
A
3 en 4
B
10 en 11
C
6 en 7
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Oefenen met stambomen / testkruisingen
Opdracht 30 t/m 37
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Afbeelding van een karyogram: - Is dit DNA van een mens? - Is dit DNA van een man of van een vrouw?
A
Ja - man
B
Ja - vrouw
C
Nee - man
D
Nee - vrouw
Slide 41 - Quizvraag
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?