Kapitaalgoederen die korter dan een jaar meegaan of 1 productieproces.
Bijvoorbeeld: voorraden, debiteuren
Slide 4 - Tekstslide
Liquide middelen
Hiermee kan je betalen. Hieronder vallen met name contant geld en geld op de bank
Slide 5 - Tekstslide
Vermogen / passiva / credit
Eigen vermogen
Lang vreemd vermogen
Kort vreemd vermogen
Slide 6 - Tekstslide
Eigen vermogen
Hoofdstuk 17?
Slide 7 - Tekstslide
Lang vreemd vermogen - hfst 18
Vreemd vermogen dat je voor langere tijd hebt, zoals een lening met een looptijd langer dan een jaar.
Denk aan een hypothecaire lening.
Je betaalt rente over vreemd vermogen en je lost het bedrag af.
Slide 8 - Tekstslide
Kort vreemd vermogen - hfst 18
Vreemd vermogen met een looptijd van maximaal een jaar. Denk aan crediteuren (schulden aan leveranciers), rood staan bij de bank (negatieve 'liquide middelen')
Slide 9 - Tekstslide
Winst- en verliesrekening
Links / debet staan de kosten en de nettowinst
Rechts / credit staat de omzet (en evt. het nettoverlies)
De nettowinst/het nettoverlies wordt verwerkt in het eigen vermogen van de balans aan het einde van de periode.
Slide 10 - Tekstslide
Winst- en verliesrekening
Overzicht van de kosten en de opbrengsten over een bepaalde periode. Dit betreft de som van alle mutaties.