9o clase

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

We gaan herhalen!
- In presentatie vorm
- 6 onderwerpen = 6 groepen!
- Elke groep krijg een onderwerp(en) 
-Doel: Om de rest van de klas te uitleggen en zorg voor activiteiten en opdrachten (ik hel hier)
- Elke groep ga presenteren en iedereen van de groep moet helpen en iets aan de presentatie bijdragen!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud
- Uitlegging
- Klassikale oefening
-Activiteit/opdrachten (individueel werken)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten maken
ben je klaar? Steek je hand op!
hulp? steek je hand op!


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoorbeeld




Me despierto a las 6 de la mañana, me cepillo los dientes (tanden) y después me ducho.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Los objetivos / de doelen
Después de esta clase ....Na deze les.....

- weet ik wat een wederkerende werkwoord is.
- kan ik wederkerende werkwoorden in het Spaans vervoegen.

Slide 12 - Tekstslide

zijn de doelen bereikt?
Más o menos
No :(

Slide 13 - Poll

El esquema / het schema
1. Verbos reflexivos

Slide 14 - Tekstslide

Los objetivos / de doelen
Después de esta clase ....Na deze les.....

- weet ik wat een wederkerende werkwoord is.
- kan ik wederkerende werkwoorden in het Spaans vervoegen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn wedekerende werkwoorden?

Slide 16 - Open vraag

Wederkerende werkwoorden
een wederkerende werkwoord heeft altijd een wederkerende voornaamwoord bij zicht.

In het Nederlands is het zich:
Zich wassen
Zich schamen
zich verbazen

Slide 17 - Tekstslide

Vorm
In het Spaans herken je een wederkerende werkwoord aan de uitgaan SE.
lavarse  = Zich wassen
presentarse = zich presenteren

let op!: sommige werkwoorden zijn niet wederkerende werkwoorden in het Nederlands, maar wel in het Spaans. bijvoorbeeld:
-llamarse = heten
-levantarse = opstaan
-Irse = weggaan





Slide 18 - Tekstslide

De plaats
Het wederkerende naamwoord staat voor het wederkerende werkwoord:
- me llamo
- me lavo

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Reflexivo

No reflexivo
Levantarse
comer
llamar
cepillarse
correr
comprar
vestirse
lavarse
bañarse

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide