Les 4 M3A Economie - 08092021

Welkom bij Economie in Mavo 3
Les 4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie in Mavo 3
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  •  Start + Welkom
  •  Terugblik vorige les 'Economie in het nieuws'


  •  Par. 1.3 B   GELD
  •  Maken 1.3 A  Geld moet rollen
  •  Maken 1.3 B Geldfuncties

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les hebben we het gehad over:
  •  Nieuwsbronnen en betrouwbaarheid
  •  Economische begrippen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  •  Het verschil uitleggen tussen chartaal en giraal geld
  • De 3 geldfuncties benoemen en herkennen
  • Verschillende betaalmogelijkheden benoemen
  • Het verschil uitleggen tussen directe ruil en indirecte ruil

Slide 4 - Tekstslide

Ga naar Learnbeat

Ga naar par. 1.3 A GELD MOET ROLLEN
Lees goed en maak vervolgens LES 1: Wat is geld

DIT DOEN WE ZELFSTANDIG EN IN STILTE!
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

opdrachten bespreken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Geldsoorten
Er zijn twee soorten geld:
  • chartaal geld
  • giraal geld

Slide 8 - Tekstslide

Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.

Slide 9 - Tekstslide

Giraal geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.

Slide 10 - Tekstslide

Welke munten en bankbiljetten bestaan er in Nederland?

Slide 11 - Open vraag

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een geldautomaat dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.


Slide 13 - Tekstslide

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 14 - Quizvraag

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 15 - Quizvraag

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 16 - Tekstslide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 17 - Tekstslide

Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
  1. Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
  2. Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
  3. Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.

Slide 18 - Tekstslide

Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen. De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 19 - Tekstslide

Vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Ga aan de slag met 1.3 B   GELDFUNCTIES

    timer
    15:00

    Slide 21 - Tekstslide

    Check lesdoelen

    Slide 22 - Tekstslide

    Huiswerk:

    • Maken 1.3 B GELD
    • 1.3 A en 1.3 B zijn morgen af!

                     SUCCES!!!

    Slide 23 - Tekstslide