Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
Slide 10 - Tekstslide
Welke munten en bankbiljetten bestaan er in Nederland?
Slide 11 - Open vraag
Op mijn spaarrekening staat € 100. Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een geldautomaat dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.
Slide 13 - Tekstslide
Yara pint €25 bij de geldautomaat. Hiermee betaalt zij de boodschappen. Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.
Slide 14 - Quizvraag
Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk
giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe
giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af
giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk
giraal: neemt af
Slide 15 - Quizvraag
Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.
Slide 16 - Tekstslide
Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.
Slide 17 - Tekstslide
Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.
Slide 18 - Tekstslide
Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen. De creditcardmaatschappij schiet het geld voor. Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.