Oefentoets Thema 4

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Oefenen Biologie

De botten van een kind bevatten meer kalk dan de botten van een bejaarde

1. Waar
2. Niet waar

Het spaakbeen zit bij de pols vast aan de kant van de pink

1. Waar
2. Niet waar

Het borstbeen en de ribben zijn met elkaar verbonden door naden

1. Waar
2. Niet waar

Botten met een kraakbeenverbinding ertussen kunnen bewegen

1. Waar
2. Niet waar
3. Spieren

In de afbeeldingen zie je het onderste deel van een B. Spier P aan de achterkant van het been trekt zich samen. Wat gebeurt er nu?

1. De knieën buigen zich
2. De knieën strekken zich
3. De voet van beweegt
4. Er gebeurt niks

Het hoofd is een ledemaat

1. Waar
2. Niet waar

De buikspieren en rugspieren zijn antagonisten van elkaar

1. Waar
2. Niet waar

Met welk nummer worden voetwortelbeentjes aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3

Met welk nummer zijn de lendenwervels aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In de afbeelding zie je 3 soorten beenverbindingen, bij welke is de meeste beweging mogelijk?

1. 1
2. 2
3. 3

In gewrichten komt kraakbeen voor, wat is het nut hiervan?

1. Ze houden de botten op de juiste plaats
2. Ze gaan slijtage van de botten tegen
3. Ze maken het gewricht buigzamer
4. In gewrichten komt geen kraakbeen voor

Wat is het nut van de kapselbanden?

1. Het gewricht op de plaats houden
2. Extra versteviging om het gewricht
3. Soepel laten bewegen

Bij welk gewricht is de meeste beweging mogelijk?

1. Scharniergewricht
2. Kogelgewricht
3. Naden
4. Vergroeid

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Hoe heet nummer 18?

1. opperarmbeen
2. scheenbeen
3. sleutelbeen
4. dijbeen

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Hoe heet nummer 25?

1. opperarmbeen
2. scheenbeen
3. sleutelbeen
4. dijbeen

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Hoe heet nummer 12?

1. opperarmbeen
2. spaakbeen
3. sleutelbeen
4. ellepijp

Je ziet hiernaast het skelet van een mens. Hoe heet nummer 13?

1. opperarmbeen
2. spaakbeen
3. sleutelbeen
4. ellepijp

De botten van baby's bestaan hoofdzakelijk uit ..

1. kalk
2. lijmstof

Je ziet hier een afbeelding van een schedel van een mens. Nummer 6 is..

1. voorhoofdsbeen
2. bovenkaak
3. onderkaak
4. neusbot

In dit skelet van een babyhoofd zie je 3 delen in de schedel, omlijnd door "witte lijnen" .
In een volwassen schedel is dit weg en een complete schedel geworden. Hoe de verbinding waardoor de schedeldelen aan elkaar zitten?

1. naadverbinding
2. vergroeiïng
3. gewricht
4. kraakbeenverbinding

Je ziet hier een gewricht. Nummer 3 is...

1. bot
2. beenweefsel
3. kraakbeen
4. gewrichtssmeer

Een spier zit aan het bot vast met...

1. de spierbuik
2. de pezen
3. de spiervezels
4. het spiervlies

Hoe noemen we nummers 1 en 2?

1

2

1. 1 = schouderblad 2 = ribben
2. 1 = sleutelbeen 2 = schouderblad
3. 1 = schouderblad 2 = sleutelbeen
4. 1 = ribben 2 = sleutelbeen

De borstkas beschermt de darmen

1. juist
2. onjuist

De vingerkootjes zijn met elkaar verbonden door gewrichten

1. juist
2. onjuist

Welk nummer geeft de handwortelbeentjes aan?

1. Nummer 1
2. Nummer 2
3. Nummer 3

Welke beenderen vormen samen de schoudergordel?

1. Het borstbeen en schouderbladen
2. Schouderbladen en halswervels
3. De schouderbladen en sleutelbeenderen
4. Het borstbeen en sleutelbeenderen

Aan welke wervels zitten de ribben vast?

1. halswervels
2. borstwervels
3. lendewervels

Welke 4 functies heeft het skelet? Noem er minimaal 2

Noteer de juiste nummers achter de namen.
– gewrichtskapsel ………….
– gewrichtskogel …………..
– gewrichtssmeer …………...
– kraakbeenlaagje ………….