Les 29 (27-02)

Cours du 27 février
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cours du 27 février

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Lesdoelen
Presentie
Introduction tâche
Herhalen
- Het delend lidwoord
Paragraphe E
- série docus
Au travail
Afsluiting
Devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les... 

...kun je een delend lidwoord gebruiken. 

...kun je de belangrijkste informatie uit een film gebruiken.

...ken je woorden die te maken hebben met eten en drinken.
 



Slide 3 - Tekstslide

Introduction tâche P3
Het idee:
- speel een scène in een restaurant na.
- iemand speelt de ober, de rest is klant.

De eisen:
- de scène duurt ongeveer 4 minuten.
- iedereen zegt op zijn minst 5 zinnen.
- je bent goed verstaanbaar.
- je verwerkt minimaal 1 probleem in je dialoog: je mist een glas, krijgt niet wat je besteld hebt of het eten is niet goed gekookt.

Slide 4 - Tekstslide

Herhalen:
Het lidwoord
In het Nederlands heb je 3 verschillende lidwoorden namelijk; 
De, Het en Een

Je hebt bepaalde lidwoorden en onbepaalde lidwoorden;
Bepaalde lidwoorden; de & het
Onbepaalde lidwoord; een

Slide 5 - Tekstslide

Herhalen:
Het delend lidwoord
Vertaal eens de volgende woorden:

1. du lait
2. le steak frites
3. un hamburger 
4. de la viande

Slide 6 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Als je in het Nederlands géén lidwoord gebruikt, dan gebruik je wél een soort van lidwoord in het Frans. Dit wordt een delend lidwoord genoemd. Dit delend lidwoord vertaal je NIET naar het Nederlands. Wij hebben hier namelijk geen vertaling voor. 
Kijk maar even mee:
  • des boissons = drankjes
  • de l'orangina = fanta / orangina






Slide 7 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Hoewel wij niet een dergelijk lidwoord in het Nederlands kennen, kent het delend lidwoord gelukkig wel een bepaalde logica.





Let op!
Na een ontkenning en na een woord van hoeveelheid komt er een de of een d' 
bijvoorbeeld beaucoup of trop. -> Je ne veux pas de coca, je prends un verre d'eau.

Slide 8 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Gebruik je het delend lidwoord dan alleen met eten?

Nee, zeker niet:

Zij nemen foto's.                                    Elles prennent des photos.
Wij kopen boeken.                                Nous achetons des livres.

Geen lidwoord in het Nederlands, dus een delend lidwoord in het Frans. Er moet immers ALTIJD een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staan in het Frans. 

Slide 9 - Tekstslide

Het delend lidwoord
na woorden van hoeveelheid
Kijk eens mee naar de volgende zin:
Tu achètes des pommes (mv). vs Tu achètes un kilo de pommes (mv).

  • In de eerste zin is het niet duidelijk hoeveel appels er gekocht worden. Er wordt een deel gekocht, dus een delend lidwoord. Maar in de tweede zin is dit wel het geval, namelijk een kilo.

  • Zodra er dus een woord van hoeveelheid in staat, gebruik je de. Naast de gebruik je ook d' als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of stomme 'h':
  • un verre d'eau, un litre d'huile.


Slide 10 - Tekstslide

Het delend lidwoord
na woorden van hoeveelheid


Woorden van hoeveelheid zijn bijvoorbeeld:
beaucoup, trop, peu, un kilo, *un verre, *une bouteille, un paquet, trois kilos, ...




*la bouteille, le verre > deze woorden vind je in de voca.

Slide 11 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Echter, na bepaalde werkwoorden volgt er geen delend lidwoord, maar een bepaald lidwoord (de, het). Let op! je vertaalt deze lidwoorden niet mee in het Nederlands.

Dit zijn de werkwoorden aimer, adorer, préférer en détester.
> J'aime le brocoli.         = Ik hou van broccoli.
> Je déteste les frites.     = Ik heb een hekel aan patat.

Deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren. 

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen
Vul in: le, la, l' les of du, de la, de l', des of de / d'.
1. Vous avez ....... argent?
2. Tu aimes ....... fromage?
3. Ils n'achètent pas ....... jouets.

Vertaal en vul ook de juiste vorm van het delend lidwoord (du, de la, de l', des, de of d') in of het bepaald lidwoord (le, la, l' of les)
1. Zij drinkt (boire > boit) geen water (m).
2. Wij kopen (acheter) olijfolie (m).
3. Ik ben dol (adorer) op koffie (m).
4. Ik heb (avoir) veel appels (mv).

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen

1. Vous avez de l' argent?               > klinker (normale situatie)
2. Tu aimes le fromage?                  > aimer
3. Ils n'achètent pas de jouets.       > ontkenning


1. Elle ne boit pas d'eau.                          > ontkenning
2. Nous achetons de l'huile d'olive.       > normale situatie
3. J'adore le café.                                       > adorer
4. J'ai beaucoup de pommes.                  > woord van hoeveelheid

Slide 14 - Tekstslide

Paragraphe E
Ex. 19 Schrijf de volgende vragen over in je schrift:                                  

1. Hoe noemt Alain Caron de Franse keuken?                             3. Wie was het grote voorbeeld van Alain Caron?
    A Chique                                                                                             A Een beroemde tv kok.
    B Klassiek                                                                                            B Een familie lid.
    C Gezond                                                                                            C  Een leraar.

2. Wat vindt Alain Caron het belangrijkste in zijn keuken?      4. Welke tip geeft Alain Caron aan jonge koks?
    A De duurzaamheid van de producten.                                       A Begin in een klein restaurant.
    B De kwaliteit van de producten.                                                   B Begin in de bediening.
    C De prijs van de producten.                                                          C  Werk in zoveel mogelijk verschillende restaurants.


Slide 15 - Tekstslide

Paragraphe E
Jullie gaan nu nog een keer meekijken 
naar de serie 'Docus' van Grandes 
Lignes. 

Kies nu één van de opdrachten 
hiernaast uit en doe een opdracht die
je nog niet eerder gekozen hebt.


Slide 16 - Tekstslide

Au travail!
Maak:
- ex. 20a (klassikaal luisteren 2x) en b
- ex. 21 (jezelf redden in een restaurant)
Klaar?
  • Maak 2 groepjes van 4 personen en 2 groepjes van 5 personen. Geef ze door aan mij.
  • Ga bij elkaar zitten en schrijf samen jullie dialoog (kijk ook alvast vooruit bij de Phrases Clés G). Denk aan de eisen ->
  • Inspiratie opdoen? p.35.

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting
Leg uit: wanneer gebruik jij een delend lidwoord?

Noem eens in een samenvattende zin waar het interview over ging. 

Noem eens een woord die je nu hebt geleerd en te maken heeft met eten en drinken. 


Slide 18 - Tekstslide

Les devoirs
- ex. 20b
- ex. 21 
- Dialoog tâche 

Leerwerk:
Voca E

Slide 19 - Tekstslide