Quiz

Das Deutsch Quiz 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Das Deutsch Quiz 

Slide 1 - Tekstslide

Allgemein

Slide 2 - Tekstslide

Deutschland ist nicht in Provinzen (provincies), sondern in Bundesländer (deelstaten) geteilt. Wieviel (Hoeveel) Bundesländer hat Deutschland?
A
9
B
13
C
12
D
16

Slide 3 - Quizvraag

Wieviele (Hoeveel) Nachbarländer (buurlanden) hat Deutschland?
A
5
B
7
C
9
D
12

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Fahrbahn
B
Autobahn
C
Schnellweg
D
Fahrweg

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een Stau?
A
wegwerkzaamheden
B
afrit
C
file
D
parkeerplaats

Slide 6 - Quizvraag

Wieviele (Hoeveel) Einwohner (inwoners) hat Deutschland?
A
82 Millionen
B
802 Tausend
C
75,3 Millionen
D
17 Millionen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet de koning/koningin van Duitsland?

Slide 8 - Open vraag

Sehenswürdigkeiten (bezienswaardigheden)

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heet deze zangeres?

A
Nena
B
Heintje
C
Helene
D
Mika

Slide 10 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
der Fernsehturm
B
der Berliner Dom
C
der Bundestag
D
das Brandenburger Tor

Slide 11 - Quizvraag

Was ist das größte Freizeitpark (attractiepark) Deutschlands?
A
Wunderland Kalkar
B
Movie Park Germany
C
Fort Fun
D
Europapark

Slide 12 - Quizvraag

Essen

Slide 13 - Tekstslide

Kartoffelsalat
Flammkuchen
Maultaschen
Lebkuchen
Kaiserschmarren
Bratwurst

Slide 14 - Sleepvraag

Wie heißt diese Torte?
A
Schwarzwälder-Kirsch
B
Bienenstich
C
Sachertorte
D
Süßer Kirschenmichel

Slide 15 - Quizvraag

Welche Schokolade kommt nicht aus Deutschland?
A
Rotstern
B
Rittersport
C
Milka
D
Merci

Slide 16 - Quizvraag

Apfelstrudel
Schweineohr
Currywurst
Brezel

Slide 17 - Sleepvraag

Schule und Sprache (School en taal)

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de hoogste cijfer die je op school kan halen?
A
10
B
6
C
8
D
1

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je de basisschool in het Duits?
A
Hauptschule
B
Grundschule
C
Kindergarten (voor kinderen tussen 3 - 7 als voorb. op school)
D
KITA (verblijf en BSO)

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf dit getal voluit in het Duits: 9

Slide 21 - Open vraag

Hoe schrijf je het getal tien in het Duits?

Slide 22 - Open vraag

.... heißt du?
..... Telefonnummer hast du?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Welche

Wie

Wann

Slide 23 - Sleepvraag

Hoeveel geslachten kent de Duitse taal?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Welk lidwoord is juist?
A
der Mutter
B
das Mutter
C
die Mutter
D
ein Mutter

Slide 25 - Quizvraag

Geschichte (Geschiedenis)

Slide 26 - Tekstslide

Was war früher (vroeger) die Hauptstadt (hoofdstad) Deutschlands?
A
Bonn
B
München
C
Hamburg
D
Dresden

Slide 27 - Quizvraag

Wann fiel die Berliner Mauer? (Wanneer is de Berlijnse Muur gevallen?)
A
9 november 1989
B
3 oktober 1990
C
5 mei 1945
D
13 augustus 1961

Slide 28 - Quizvraag

Sport

Slide 29 - Tekstslide


Wo hat Arjan Robben gespielt?
A
FC Kaiserlautern
B
HSV Hamburg
C
Schalke 04
D
Bayern München

Slide 30 - Quizvraag

Welke Duitse voetballer werd tijdens het WK voetbal 1990 door de Nederlandse voetballer Frank Rijkaard bespuugd?
A
Franz Beckenbauer
B
Jürgen Klinsmann
C
Lothar Matthäus
D
Rudi Völler

Slide 31 - Quizvraag

Hoe vaak werd Duitsland wereldkampioen voetbal?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 32 - Quizvraag

In welke sport behoorden Steffie Graf, Boris Becker en Michael Stich tot de absolute wereldtop?
A
skieën
B
tennis
C
wielrennen
D
zwemmen

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

Wie heißt dieses Programm in den Niederlanden?

Slide 35 - Open vraag

Hoe noemen de Duitser het Oktoberfest?
A
Oktoberparty
B
die Wiesn
C
das Bierfest
D
das Münchenfest

Slide 36 - Quizvraag

Welke autobedrijven komen er uit Duitsland?

A
Volvo Volkswagen BMW
B
BMW Fiat Peugot
C
Audi Opel Porsche
D
Mercedes Volkswagen Honda

Slide 37 - Quizvraag