SER
- gebruik je om te identificeren en te definiëren: (wie, wat) naam, beroep, nationaliteit, karakter etc.
- Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne.
ESTAR- wordt gebruikt bij plaatsbepalingen
- 'zijn' kan vervangen worden door 'zich bevinden
- ook als je je in een tijdelijke emotionele staat bevindt (bijv. verdrietig, boos, verliefd etc.)
Bijv. Ik ben in Nederland. Ik bevind mij in Nederland. Bijv. Ik ben op school. >> Ik bevind mij op school.
HAY- kent maar één vervoeging: 'hay'.
- gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn'
- gebruik je bij nummers/getallen (1, 2, 3 etc.), onbepaalde lidwoorden (un/unos, una/unas), hoeveelheidswoorden (mucho/poco/demasiado etc.)
Bijv. Er zijn veel leerlingen in de klas.
Maak oef 50, 51, 52 en 53 van het groene boekje.