Dit weekend ga ik in een restaurant eten.
Este fin de semana voy a comer en un restaurante.
Volgende week gaan wij op visite bij mijn oma.
La próxima semana vamos a visitar a mi abuela.
Zondag gaat hij werken in een bar.
El domingo va a trabajar en un bar.
Zaterdag gaan zij een voetbalwedstrijd spelen.
El sábado van a jugar un partido de fútbol.