Les 2 Spelling §1 leestekens H1D



Lesplanning

* lezen in je leesboek
* kennis ophalen (theorie C7)
* theorie
* huiswerk


Lesdoel

Aan het einde
van de les:
- kan ik hoofdletters en leestekens gebruiken in een zin.



timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les



Lesplanning

* lezen in je leesboek
* kennis ophalen (theorie C7)
* theorie
* huiswerk


Lesdoel

Aan het einde
van de les:
- kan ik hoofdletters en leestekens gebruiken in een zin.



timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil?
- ‘Wacht, niet doorrijden!’ 

- Wacht niet, doorrijden!

Schrijf in je schrift wat het verschil is. Daarna bespreken we dit samen.
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Oefenen
Maak opdracht 1 en 2 (van §1 Spelling). Je mag zachtjes met elkaar overleggen.

Klaar?
Haal bij mij het antwoordboek op en kijk je eigen werk kritisch na.

Klaar met nakijken?
Had je bij deze opdrachten minder dan 5 fouten in totaal? Kies:
1. Zelfstandig verder werken met de opdrachten van deze paragraaf op je laptop. Je hebt dan in ieder geval opdracht 5 en 6 gemaakt.
Of maak opdracht 5 en 6 in je schrift.
2. Maak de LessonUp, de link staat in Teams.
Meer dan 5 fouten?
Dan luister je naar de klassikale uitleg en opdrachten.

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

      Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin.
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
  • bij namen.
  • bij officiële feestdagen

Let op; tussenvoegsels (de, van de, etc.) schrijf je zonder hoofdletter als iemands voornaam of voorletter ervoor staat. Maar je schrijft het eerste tussenvoegsel met hoofdletter als er geen voornaam of voorletter staat.

Slide 4 - Tekstslide

Leestekens
Aan het einde van een zin gebruik je een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Zondag vind ik een leuke dag.
Vind jij zondag ook zo'n leuke dag?
Ja! De allerleukste dag zelfs.

Slide 5 - Tekstslide

Komma; hierdoor is een zin beter leesbaar
Je gebruikt een komma:
  • tussen twee persoonsvormen (pv)
Als jij naar school fietst, ga ik met de auto.
  • voor verbindingswoorden als 'maar', 'omdat', 'want' etc.,
(maar in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of'.)
Ik vind jou leuk, omdat jij zo grappig bent. 
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor 'en' en 'of')
Op school heb je Nederlands, geschiedenis en biologie op dezelfde dag.
  • tussen een naam of uitroep en de rest van een zin
Leo, niet zo hard met de deuren slaan!

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk
Di 



Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 8 - Open vraag

Ik kan de hoofdletters en leestekens in een zin gebruiken.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 9 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll