HV1 ch6 les 5 1920

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Qu'est-ce qu'on va faire?

- répéter voca  A + B + C + D + l'alphabet

- corriger texte F

- expliquer grammaire H

- bron G

vertaal: Hij basketbalt

1. faire du basket
2. il fais du basket
3. il fait du basket
4. il font du basket

vertaal naar het Frans: Jij wilt fietsen.

vertaal: le rêve

1. de speler
2. de droom
3. het spel
4. het doelpunt

vertaal: De wedstrijd is belangrijk

l'alphabet

In tekst F hebben jullie geleerd dat sommige letters in het alfabet anders worden uitgesproken dan in het NL. Ik spel een aantal woorden, jij moet raden welk woord het is.

Vertaal de zin: Wat is je lievelingssport?

Vertaal de zin: Houd je ook van paardrijden?

Vertaal: Ik heb maandag een basketbalwedstrijd.

Bron H

passé composé

=

voltooide tijd

Le passé composé

De voltooid tegenwoordige tijd

Ik heb gekeken, jij hebt gekeken, wij hebben gekeken

J'ai regardé, tu as regardé, nous avons regardé

De voltooide tijd - NL

ik heb gewerkt

Wat hebben we nodig?

- een onderwerp

- een hulpww

- een voltooid dw.

le passé composé - FR

Il a travaillé

Wat hebben we nodig? 

- een onderwerp 

- een hulpww 

- een voltooid dw.

Onderwerp

ik - je

jij - tu

hij - il

zij - elle

wij - nous

jullie/u - vous

zij - ils/elles

hulpww avoir

J'ai

tu as

il a

elle a

nous avons

vous avez

ils ont / elles ont

Voltooid deelwoord

In het nederlands: ge.../be...

in het Frans?

travailler --> travaillé

parler --> parlé

chercher --> cherché

regarder --> regardé

Le passé composé

Het verschil tussen de présent en de passé composé

De présent is de tegenwoordige tijd:   
ik kijk          je regarde

jij kijkt       tu regardes

De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:

ik heb gekeken          j'ai regardé

jij hebt gekeken        tu as regardé

Op de volgende slide vind je een filmpje met uitleg over het vormen van de passé composé

Kruis aan welke zinnen in de passé composé staan.

1. Nous sommes en retard.
2. Nous avons parlé jusqu'à minuit.
3. Les filles dansent toute la nuit.
4. Vous avez regardé la télé?

Kruis aan welke zinnen in de passé composé staan.

1. Il parle avec son copain.
2. On habite près de la plage.
3. J'ai fait mes devoirs.
4. Tu as joué le match?

Vul de juiste vorm van de passé composé in.
Marc ... (manger) des tapas.

Vul de juiste vorm van de passé composé in.
Vous ... (travailler) dans un camping?

Vul de juiste vorm van de passé composé in.
Sophie et Lisa ... (aimer) danser.

Vul de juiste vorm van de passé composé in.
Tu ... (jouer) à la console souvent?

0

À faire:

H: 31, 32, 33

Lees goed de opdrachten!

Voor vragen weet je me te vinden!

Bekijk tekst H (volgende slide)

Wat voor soort tekst is dit (opmaak) ?

Lees de titel, het stukje van Jean(animateur) en bekijk het plaatje.

Waar gaat de rest van de tekst over?

Les devoirs

H: 31, 32, 33

G: 27, 28, 29, 30