In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Ergonomisch werken
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les..
- Je weet wat ergonomisch werken is
- Weet je het verschil tussen fysieke belasting en belastbaarheid
- Weet je wat mobiliteitsklassen zijn
- Ken je hulpmiddelen om overbelasting te voorkomen
-Je herkent de relatie tussen ergonomie en de arbowet
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij ergonomisch werken?
Slide 3 - Woordweb
Ergonomie
Slide 4 - Tekstslide
ERGONOMIE
Slide 5 - Tekstslide
Ergonomie
Is de wetenschap die de aanpassingen van de werkomstandigheden van de mens bestudeert.
Iemand is ergonomisch verantwoord bezig als hij op een gezonde manier werkt.
Slide 6 - Tekstslide
Ergonomie en Arbowet
Veilige en gezonde werkomgeving
Gebruik van hulpmiddelen
Voorkomen van onveilige situaties
Slide 7 - Tekstslide
Ergonomie
= technieken en hulpmiddelen zo toepassen dat je zo gezond, efficient en comfortabel mogelijk werkt.
ook: hulpmiddelen
Slide 8 - Tekstslide
Ergonomisch werken
Ergonomisch werken wil zeggen dat je zorgt dat je geen lichamelijke en mentale klachten oploopt door je werk.
Lichaamshouding
Hulpmiddelen --> tillift, glijzijl, draaischijf
Materialen in hoogte verstelbaar --> bureaustoel, etc.
Hoe is het met de werkdruk?
Slide 9 - Tekstslide
Ergonomisch werken
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van ergonomisch werken?
A
B
C
D
Slide 11 - Quizvraag
Belasting en belastbaarheid
Belasting: mate waarin je belast wordt tijden inspanning. Hierbij kun je denken aan: duwen, trekken, tillen, dragen
Belastbaarheid: dit is wat je lichaam aan kan. Dit hangt af van je conditie
Slide 12 - Tekstslide
Mobiliteit
Mobiliteit zegt iets over de bewegelijkheid van iemand. Dus hoe kan iemand lopen, zitten of bewegen.
De beperkingen van je cliënt hebben
invloed op de lichamelijke belasting
van jou als zorgverlener.
Slide 13 - Tekstslide
Mobiliteitsklasse
In totaal zijn er 5 mobiliteitsklassen (A, B, C, D en E). Van cliënten die alles zelf kan uitvoeren zonder risico op fysieke overbelasting (A) tot cliënten die zeer veel hulp nodig hebben (E).
Slide 14 - Tekstslide
Mobiliteitsklasse A,B en C
A = vrijwel zelfstandig in mobiliteit
B= Vrij zelfstandig maar hulp bij transfers en ADL; geven van aanwijzingen of richting bij opstaan. Kleine hulpmiddelen als papegaai of draaischijf
C= Kunnen niet zelfstandig opstaan, meestal rolstoel gebonden, enige rompbalans, steunen op 1 been
Slide 15 - Tekstslide
Mobiliteitsklasse D en E
D= vrij passief in mobiliteit, onvoldoende rompbalans, geen steun op 1 of beide benen.
E= vrijwel volledig passief, bijna volledig bedlegerig, neiging tot stijfheid en contracturen
Slide 16 - Tekstslide
Een cliënt die niet of maar beperkt kan bewegen, heeft een mobiliteitsprobleem.
Als verzorgende help je cliënten bijvoorbeeld in of uit het bed of een rolstoel.
Als je een cliënt verplaatst, heet dat transfer.
Slide 17 - Tekstslide
Tillen
Om klachten te voorkomen zijn er richtlijnen en normen opgesteld;
Als je met twee handen kan werken, mag je per hand maximaal 15 kilo duwen of trekken.
Niet meer dan 15 kilo in een gunstige houding en niet meer dan 5 kilo in ene ongunstige houding.
Om je rug niet te veel te belasten mag je maximaal 23 kilo tillen.
Slide 18 - Tekstslide
Glijzeil
Gebruik je bij verplaatsing op het bed
Glijzeil is makkelijk onder een cliënt weg te halen, zonder dat de cliënt van houding hoeft te veranderen.
Slide 19 - Tekstslide
Draaischijf
Je gebruikt de draaischijf buiten het bed .
Bij het gebruik van de draaischijf hoeft de cliënt geen draaiende beweging te maken.
Je hoeft niet te tillen trekken en duwen.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Passieve tillift
Actieve tillift
Slide 22 - Tekstslide
Nu weten jullie de basis van ergonomie en ga nu zelf op onderzoek uit.
Gebruik free learning en maak een verslagje wat je daarvan kunt gebruiken...