Fransen zeggen niet gauw "tu" (tutoyeren), alleen bij familieleden en mensen die ze heel goed kennen. Anders gebruiken ze "vous" (vouvoyeren). Dit doe je met alle mensen die je niet kent en met mensen van het werk. Je zegt pas "tu" wanneer de mensen het je zelf voorstellen.
Slide 2 - Tekstslide
Les objectifs du cours dernier (lesdoelen)
Je gaat luisteren naar een gesprek waarin jongeren iets bestellen op een terras. Aan het eind van deze paragraaf kun je iets bestellen.
ex. 6, 7a, 8ab (p. 64-65)
Slide 3 - Tekstslide
Les objectifs du cours (lesdoelen)
Je gaat oefenen met de regelmatige werkwoorden op -er. Aan het eind van deze paragraaf kun je ze gebruiken.
Slide 4 - Tekstslide
Devoirs pour le 25-01-2024
Faire: ex. 16-19 (p. 72-75)
Apprendre: grammaire D (p. 95)
Réviser: voca A (p. 92)
Slide 5 - Tekstslide
Le programme
Ex. 16a (p. 72)
Explication
Écouter
Travailler
Slide 6 - Tekstslide
Le programme
Ex. 16a
Explication
Écouter
Travailler
Slide 7 - Tekstslide
Explication (aantekeningen!)
Alle werkwoorden die eindigen op -er vervoeg je zo:
1. Hele werkwoord - er = stam 2. Stam + uitgang je -e nous -ons tu -es vous -ez il/elle/on -e ils/elles -ent
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen
1. je (parler)
2. nous (habiter)
3. elle (écouter)
4. vous (donner)
5. ils (chercher)
6. tu (trouver)
7. il (regarder)
Slide 9 - Tekstslide
Oefenen
1. je parle
2. nous habitons
3. elle écoute
4. vous donnez
5. ils cherchent
6. tu trouves
7. il regarde
Slide 10 - Tekstslide
Le programme
Ex. 16a
Explication
Écouter: ex. 16c (p. 73)
Travailler
Slide 11 - Tekstslide
Le programme
Ex. 16a
Explication
Écouter
Travailler: ex. 16-19 (p. 72-75)
Slide 12 - Tekstslide
Les objectifs du cours
Je gaat oefenen met de regelmatige werkwoorden op -er. Aan het eind van deze paragraaf kun je ze gebruiken.