schrijfexamen Bereid je voor op het instellingsexamen schrijven 2F

Wat schrijf jij op je stage of werk?
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat schrijf jij op je stage of werk?

Slide 1 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerken van het examen
  • 3 schrijfopdrachten
  • brief, e-mail, verslag, formulier, kort bericht
  • Voorbeelden: e-mail vriend mening opleiding, formulier aanmelding open dag bedrijf, brief bedrijf stage lopen, bericht sportdag aan studenten en docenten
  • Opdrachten: 2 leuke en 2 minder leuke dingen, 2 redenen open dag, informatie praktische zaken 

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling
  • Precondities:  Nederlands, leesbaar, 80% inhoud
  1. Samenhang
  2. Afstemming op doel
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordenschat en woordgebruik
  5. Spelling, leestekens en grammatica
  6. Leesbaarheid

Slide 4 - Tekstslide

1. Samenhang (structuur)
  • Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  • verwijswoorden, signaalwoorden
  •  alinea's

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

2. Afstemming op doel (inhoud)
  • Doel: informeren, instrueren of overtuigen
  • Let op! feiten, instructie of mening
  • Gebruik niet alles door elkaar 

Slide 7 - Tekstslide

3. Afstemming op publiek
  • Stemt woordgebruik af op publiek
  • Stemt toon af op publiek 

Slide 8 - Tekstslide

4. Woordenschat 
  • Varieert het woordgebruik
  • Niet steeds dezelfde woorden 
  • Voorzetsels correct

Slide 9 - Tekstslide

5. Spelling, leestekens, grammatica

  • Goede zinnen, niet lang
  • Leestekens, hoofdletters, punten, uitroepteken, vraagteken
  • Spelling woorden goed, paar foutjes

Slide 10 - Tekstslide

6. Leesbaarheid (structuur)
  • Titel, tekstkopjes 
  • Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam

Slide 11 - Tekstslide

Evalueren
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 12 - Tekstslide

Stel je vraag over het schrijfexamen.

Slide 13 - Open vraag

Theorie
In een advertentie geef je kort en duidelijk aan wat je wilt verkopen. Je zet een advertentie op internet, in een tijdschrift, in een krant of je hangt hem op in de supermarkt.

Zo maak je een advertentie
• Zet als titel boven de advertentie de woorden Te koop of Aangeboden.
• Geef kort informatie: hoe ziet het eruit? Wat is er opvallend aan? Wat kun je er allemaal mee?
• Gebruik ook woorden waarmee je mensen enthousiast maakt, zoals: Nergens goedkoper!, Spiksplinternieuw!
• Noem de prijs.
• Heb je genoeg ruimte? Gebruik dan een afbeelding.
• Zet onder je advertentie je naam en je telefoonnummer of e-mailadres.

Slide 14 - Tekstslide

We kijken zo naar 2 advertenties.. wat valt je op?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is je opgevallen?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke advertentie vind jij duidelijker?
A
B

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf ik een email
Na deze les weet je hoe je een email moet schrijven 
en weet je waar je op moet letten. 

Slide 20 - Tekstslide

formeel of informeel
u                                                                                               jij, je en jou
Geachte heer/mevrouw,                                               Hoi Ella,
Met vriendelijke groet,  Hoogachtend,                   groetjes,
meedelen                                                                            vertellen
verzoeken                                                                            vragen
tot onze spijt/ helaas                                                      sorry/jammer
deelnemen                                                                          meedoen

Slide 21 - Tekstslide

Uitspraak Formeel of Informeel

Met mij is alles prima.

Geachte heer

Wat ik nog effe wil zeggen is….

Langs deze weg wil ik u het volgende voorstel doen.

Laat je even wat van je horen?

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

 

Slide 22 - Tekstslide


Haaai meneer de directeur,

Ik vindt het niet chill dat we tijdens de pauze niet van het plein af mogen. Hoe ga je dat oplossen?

Groetjes, Robin

Slide 23 - Tekstslide

Een e-mail is in feite een brief die je elektronisch verstuurd. 


Let op de volgende zaken:

Slide 24 - Tekstslide

 Geef duidelijk het onderwerp aan
Vertel in 1 of 2 woorden waar je email over gaat. 

- verzoek
-mededeling
- klacht

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf boven elk bericht, hoe kort ook, een aanhef

Beste mevrouw Rietkerk,
of
Geachte mevrouw Rietkerk,
of
Geachte meneer/mevrouw,

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf je verhaal
alinea 1 / inleiding
Soms moet je eerst vertellen wie je bent.
Leg uit waarom je de email stuurt.

Slide 27 - Tekstslide

schrijf je verhaal
alinea 2 / middenstuk

Leg uit wat er aan de hand is. Geef hier de feiten. 

Slide 28 - Tekstslide

schrijf je verhaal
laatste alinea / slot

Vertel wat je wil bereiken. 
afsluitende zin.

Slide 29 - Tekstslide

Onderteken elk bericht.
 


Met vriendelijke groet,
Marit Dekker

Kerskottenhorst 13
7531 MD Enschede

Slide 30 - Tekstslide

Vaste indeling:
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4.  Aanhef (Geachte...),
5. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
6. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
7. Ondertekening (Handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 31 - Tekstslide