Psalm 32: 1-4
Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven,
van wie de zonde bedekt is.
Welzalig de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg,
onder mijn jammerklachten, de hele dag.
Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij,
mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte.