Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3AB
3AB
Theme 3 + Bristol Murder
1 / 40
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
40 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
3AB
Theme 3 + Bristol Murder
Slide 1 - Tekstslide
vocab
Slide 2 - Tekstslide
English words to do with law & order
Slide 3 - Woordweb
Make a meaningful sentence with:
suspect
Slide 4 - Open vraag
Make a meaningful sentence with:
justice
Slide 5 - Open vraag
Make a meaningful sentence with:
commit
Slide 6 - Open vraag
Make a meaningful sentence with:
violent
Slide 7 - Open vraag
Make a meaningful sentence with:
corridor
Slide 8 - Open vraag
Grammar
present perfect and past simple
both, each, all, every, none
if and when
Slide 9 - Tekstslide
present perfect tense is used to . . .
Slide 10 - Open vraag
present perfect
- To express a past event that has present consequences
- For an event that is ongoing/ still happening
- to talk about experiences
- have/ has + past participle (irregular verbs 3rd row)
- for, yet, never, ever, just, already, since
Slide 11 - Tekstslide
past simple is used to . . .
Slide 12 - Open vraag
past simple
- in the past (verleden tijd)
- a finished event that happened at a specific time in the past
- hele werkwoord +ed (irregular verbs 2nd row)
example: He walked to school yesterday
Slide 13 - Tekstslide
You use a past simple when...
A
Something happend in the future
B
something happens every day
C
something happend in the past and is finished
D
something didn't happen yet.
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I didn't hear him come in.
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?
Slide 16 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.
Slide 17 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been
Slide 18 - Quizvraag
Zet deze zin in de present perfect:
I .... ( to know) him all my life.
A
knew
B
am knowing
C
have known
D
know
Slide 19 - Quizvraag
Zet deze zin in de present perfect:
Rebecca .... (to go) bed
A
Rebecca goes to bed
B
Rebecca is going to bed
C
Rebecca went to bed
D
Rebecca has gone to bed
Slide 20 - Quizvraag
Zet in de Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read
C
I am reading
D
I did read
Slide 21 - Quizvraag
Zet in de present perfect:
Peter ......... ( to tell ) a joke.
A
have tell
B
has told
C
has tell
D
have told
Slide 22 - Quizvraag
What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd
Slide 23 - Quizvraag
fill in: I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate
Slide 24 - Quizvraag
Last night, she ... a meal for her friends.
A
has cooked
B
has
C
cooked
Slide 25 - Quizvraag
He ... a member of his footbal club since 2017.
A
was
B
has been
C
wasn't
Slide 26 - Quizvraag
dus in een zin in de past simple zien we vaak woorden als...
A
yesterday
B
five years ago
C
last week
D
this morning
Slide 27 - Quizvraag
in een zin in de present perfect zien we vaak woorden als
A
since
B
yet
C
for
D
already
Slide 28 - Quizvraag
I know this about the present perfect:
Slide 29 - Open vraag
I know this about the past simple
Slide 30 - Open vraag
You use 'both' for
A
two people, animals or things
B
two people or animals
C
two animals or things
D
two people or things
Slide 31 - Quizvraag
which statement is/ are correct?
A
Bij 'both' staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud
B
bij 'each' staat het zelfstandignaamwoord in het enkelvoud
C
all, every and none gebruik je bij 3 of meer personen
D
met each leg je nadruk op individuele dingen
Slide 32 - Quizvraag
wanneer gebruik je 'if'?
A
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
B
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
C
om een voorwaarde aan te geven
Slide 33 - Quizvraag
wanneer gebruik je 'when'?
A
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
B
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
C
om een voorwaarde aan te geven
Slide 34 - Quizvraag
Bristol Murder
Slide 35 - Tekstslide
write a summary in 3 sentences
Slide 36 - Open vraag
the most important character(s) is/ are:
Slide 37 - Open vraag
explain an important event in the book
Slide 38 - Open vraag
How does the story end?
Slide 39 - Open vraag
PW
vocab
grammar
Bristol Murder
Slide 40 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Past Simple vs. Present Perfect
Juni 2022
- Les met
38 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
week 6 present perfect continuous, past perfect continuous
Augustus 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
week 4.0
Augustus 2022
- Les met
35 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Recap Present Perfect vs Past Simple
Juni 2022
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 2: Passive (8B)
Augustus 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
Juni 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Present Simple, Past Simple, Present Continuous, Past Continuous, Present Perfect
Juni 2022
- Les met
52 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Unit 2 - past simple vs present perfect vs past perfect
April 2024
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3