Irregular Verbs 3 - 6 t/m 10 april

Quiz 3 - Onregelmatige werkwoorden
Beschikbaar van 6 t/m 10 april
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz 3 - Onregelmatige werkwoorden
Beschikbaar van 6 t/m 10 april

Slide 1 - Tekstslide

to keep - ..... - ..... = houden
A
kept - kept
B
keep - kept
C
keep - keep
D
kept - keep

Slide 2 - Quizvraag

to ..... - ..... - hidden = (zich) verbergen
A
hide - hide
B
hid - hid
C
hid - hide
D
hide - hid

Slide 3 - Quizvraag

to know - ..... - ..... = weten
A
knew - know
B
known - known
C
knew - known
D
knew - knew

Slide 4 - Quizvraag

to ..... - ..... - lost - verliezen
A
loose - lose
B
loose - lost
C
lose - lost
D
lost - lose

Slide 5 - Quizvraag

to pay - ..... - ..... = betalen
A
payed - pay
B
payed - payed
C
paid - pay
D
paid - paid

Slide 6 - Quizvraag

to ..... - ..... - rung = bellen
A
ring - rang
B
ring - ring
C
ring - rung
D
rang - rung

Slide 7 - Quizvraag

to say - ..... - ..... = zeggen
A
say - say
B
say - said
C
said - say
D
said - said

Slide 8 - Quizvraag

to ..... - ..... - seen = zien
A
see - see
B
see - saw
C
see - seen
D
saw - see

Slide 9 - Quizvraag

to speak - ..... - ..... = spreken
A
spoke - speaken
B
speak - speaken
C
spoke - spoken
D
spoke - spoke

Slide 10 - Quizvraag

to ..... - ..... - stood = staan
A
stood - stand
B
stand - stood
C
stood - stood
D
stand - stand

Slide 11 - Quizvraag

to steal - ..... - ..... = stelen
A
stole - stolen
B
stole - stole
C
steal - stole
D
steal - stolen

Slide 12 - Quizvraag

to ..... - ..... - taught = onderwijzen/zeggen/vertellen
A
taught - taught
B
teach - teach
C
teach - taugh
D
teach - taught

Slide 13 - Quizvraag

to throw - ..... - ..... = gooien
A
threw - thrown
B
threw - threw
C
throw - thrown
D
throw - threwn

Slide 14 - Quizvraag

to ..... - ..... - ..... = schrijven
A
write - write - writte
B
write - wrote - written
C
write - written - written
D
write - wrote - write

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ging de quiz?
A
Niet goed, niet geleerd
B
Niet goed, wel geleerd
C
goed, niet geleerd
D
goed, goed geleerd

Slide 16 - Quizvraag