In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Nietzsche 1844-1900
Slide 1 - Tekstslide
Zingeving
Nussbaum
Kwetsbaarheid en afhankelijkheid
Camus
Leven is zinloos
Taylor
Meerdere zingevings-kaders
Nietzsche
God is dood
stad &
esch &
filosofie
Slide 2 - Tekstslide
Na vandaag kan ik..
- belangrijke begrippen van Nietzsche uitleggen
- een beschrijving van Nietzsches mensbeeld geven
- Nietzsche in context plaatsten
Slide 3 - Tekstslide
Ik vind dat de mens een kuddedier is
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Ik vind dat de mens een kuddedier is
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
God is doodtheorie
Mensen hebben het idee van God vermoord.
God was eerder de gever van morele wetgeving en van betekenis
Nu God niet bestaat, is het leven zinloos.
De stroming in de filosofie die het bestaan van waarden in de wereld ontkent heet het nihilisme.
Slide 8 - Tekstslide
Zonder God
is er ook geen moraal, alleen maar machtsstrijd tussen de mensen.
Niemand kan dan nog vanuit bovenmenselijk perspectief een andere wet voorschrijven.
Slide 9 - Tekstslide
moraal
Slavenmoraal = Christelijke moraal.
Herenmoraal= meedogenloze moraal
De mens moet zich losmaken van de christelijke moraal.
Slide 10 - Tekstslide
Übermensch
De heren staan zo nu en dan in de geschiedenis op en vormen de voorbode tot de Übermensch: een – volgens Nietzsche – betere, hogere mens die in de toekomst zal ontstaan.
Übermensch creëert zijn eigen waarden en accepteert de wereld zoals die is: chaos en zonder waarde of betekenis
Slide 11 - Tekstslide
In hoeverre kun je Trump zien als een Übermensch? Geef één argument voor en één argument tegen de stelling dat je Trump als Übermensch kunt zien.
Slide 12 - Open vraag
Trump als Übermensch
Voorbeeld van een argument voor: hij creëert zijn eigen waarheid.
Voorbeeld van een argument tegen: Übermenschen zijn mensen die kunnen leven met onzekerheden. Het lijkt erop dat Trump dat niet kan.
Slide 13 - Tekstslide
Nietzsche
Schrijf in 100 woorden wat je vindt van de discussievraag op bladzijde 31