4.2 Wat levert het op? Klas 2

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Investeren
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen om beter/goedkoper te kunnen produceren. 

Slide 2 - Tekstslide

Productiefactoren
=middelen die nodig zijn om te produceren
Productiemiddelen:
1. Kapitaal (machines en gebouwen)
2. Arbeid (menselijke inspanning)
3. Natuur (alles wat uit de natuur komt)

Hint onthoudt het woord KAN! 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Geef een voorbeeld van natuur?

Slide 5 - Woordweb

Geef een voorbeeld van kapitaal?

Slide 6 - Woordweb

Geef een voorbeeld van arbeid?

Slide 7 - Woordweb

Concurrenten
 bedrijven die hetzelfde soort product maken of leveren

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht concurrenten:
Typ 3 bedrijven die elkaars concurrenten zijn in.

Slide 9 - Open vraag

Leerdoel
Je weet wat een ondernemer is.
Je kent 3 productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt.

H4: Goed gemaakt?

4.2 Wat levert het op?

Slide 10 - Tekstslide

Hans verkoopt voor €325 aan ijsjes. De kosten waren €196. De winst van hans is....
A
€201.175
B
€521
C
€1,66
D
€ 129

Slide 11 - Quizvraag