DER- und EIN-Gruppe (Kap2:GrD)

Herzlich Willkommen!
Freitag, den 12. März 2021


Het doel van deze les is:
Ik ken de vormen van de woorden 
van DER-Gruppe en de EIN-Gruppe 
in de eerste en de vierde naamval.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen!
Freitag, den 12. März 2021


Het doel van deze les is:
Ik ken de vormen van de woorden 
van DER-Gruppe en de EIN-Gruppe 
in de eerste en de vierde naamval.

Slide 1 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 2 - Woordweb

In welke naamval staat het onderwerp?
A
eerste naamval (Nominativ)
B
tweede naamval (Genitiv)
C
derde naamval (Dativ)
D
vierde naamval (Akkusativ)

Slide 3 - Quizvraag

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
eerste naamval (Nominativ)
B
tweede naamval (Genitiv)
C
derde naamval (Dativ)
D
vierde naamval (Akkusativ)

Slide 4 - Quizvraag

In welke naamval staat het meewerkend voorwerp?
A
eerste naamval (Nominativ)
B
tweede naamval (Genitiv)
C
derde naamval (Dativ)
D
vierde naamval (Akkusativ)

Slide 5 - Quizvraag

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

De man kust de vrouw.  / Een man kust een vrouw.
Der Mann küsst die Frau. / Ein Mann küsst eine Frau.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

De man kust de vrouw. / Een man kust een vrouw.
Der Mann küsst die Frau. / Ein Mann küsst eine Frau.

De vrouw kust de man. / Een vrouw kust een man.
Die Frau küsst den Mann. / Eine Frau küsst einen Mann.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval
De man kust de vrouw. / Een man kust een vrouw.
Der Mann küsst die Frau. / Ein Mann küsst eine Frau.

De vrouw kust de man. / Een vrouw kust een man.
Die Frau küsst den Mann. / Eine Frau küsst einen Mann.

De vrouw geeft de man een kus. / Een vrouw geeft een man een kus.
Die Frau gibt dem Mann einen Kuss. / Eine Frau gibt einem Mann einen Kuss.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

Zoals je het ziet in de voorbeeldzinnen de lidwoorden kunnen veranderen in verschillende naamvallen.

Wij onderscheiden 2 groepen.
1. DER-Gruppe
2. EIN-Gruppe

Slide 9 - Tekstslide

1. DER-Gruppe
Wat hoort bij deze groep?

* de bepaalde lidwoorden > der, die, das
* dieser, diese, dieses (deze, dit) > dies-
* jed- (elk-, ieder-), manch- (sommig-), solch- (zulk-), all- (alle), welch- (welk-)

Slide 10 - Tekstslide

1. DER-Gruppe

Slide 11 - Tekstslide

1. DER-Gruppe
m
v
o
mv
1e nv (Nominativ)
der
die
das
die
4e nv (Akkusativ)
den
die
das
die

Slide 12 - Tekstslide

Bij welk geslacht wijken de vormen van de 4e naamval af van die van de 1e naamval bij de DER-Gruppe?

Slide 13 - Open vraag

2. EIN-Gruppe
Wat hoort bij deze groep?

* het onbepaald lidwoord > ein, eine
* geen> kein, keine
* de bezittelijke voornaamwoorden > mein(e), dein(e), sein(e), ihr(e), unser(e), euer(e), Ihr(e)

Slide 14 - Tekstslide

2. EIN-Gruppe

Slide 15 - Tekstslide

2. EIN-Gruppe
m
v
o
mv
1e nv (Nominativ)
ein
eine
ein
keine
4e nv (Akkusativ)
einen
eine
ein
keine

Slide 16 - Tekstslide

Bij welk geslacht wijken de vormen van de 4e naamval af van die van de 1e naamval bij de EIN-Gruppe?

Slide 17 - Open vraag

Bij welke groep horen de woorden: mein, dein, sein enzovoort?
A
DER-Gruppe
B
EIN-Gruppe

Slide 18 - Quizvraag

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval
Om te bepalen welke uitgang een lidwoord moet krijgen, gebruik het stappenplan (=Stufenplan):




Slide 19 - Tekstslide

Laten wij oefenen...

Vul de juiste vorm in.

vraag 1,2,3 - DER-Gruppe
vraag 4,5,6 - EIN-Gruppe

Slide 20 - Tekstslide

1. Welch_ Geschichte (v) sollen wir lesen?

Slide 21 - Open vraag

1. Welch_ Geschichte (v) sollen wir lesen?

Slide 22 - Open vraag

2. (De) ... Klassenlehrer (m) finde ich nett.

Slide 23 - Open vraag

3. Frida hat dies_ Spiel (o) gewonnen.

Slide 24 - Open vraag

4. (jouw) Darf ich ... Stift (m) leihen/

Slide 25 - Open vraag

5. (geen) Hier liegen ... Bücher (mv).

Slide 26 - Open vraag

6. (uw) Herr Schneider, Sie haben ... Rucksack (m) vergessen!

Slide 27 - Open vraag