4 leerlingen spelen het spel, ll 2,3 en 4 wachten op de gang.
De klas verzint:
een moordenaar (bijv. Donald Duck)
een plaats waar de moord is gepleegd ( bijv. in een zwembad)
en een moordwapen (bijv. Met een schoenveter)
Dan wordt ll 2 binnengeroepen en ll 1 beeld de drie dingen uit. Wanneer ll 2 denkt te snappen wat ll1 bedoeld geeft hij ll 1 een hand en daarna komt ll 3 binnen en beeld ll 2 alles uit. Daarna ll 3 aan ll 4 en ll 4 mag raden wie er vermoord is, waar en met welk wapen.