In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik 5.3
Slide 4 - Tekstslide
Wat is onjuist?
A
Als het goed gaat met d economie dan is er weinig werkloosheid.
B
Als het goed gaat met de economie dan stijgt de werkgelegenheid.
C
Als het goed gaat met de economie dan stijgt het aantal werklozen.
D
Als het goed gaat met de economie dan wordt de vraag naar arbeid groter.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is onjuist over arbeidsparticipatie?
A
Arbeidsparticipatie is iedereen tussen de 15 jaar en de pensioensleeftijd.
B
Doordat er nu flexibele banen zijn is de arbeidsparticipatie groter.
C
Arbeidsparticipatie is het percentage van de bevolking dat bij de beroepsbevolking hoort.
D
Hoe groter de beroepsbevolking hoe groter de arbeidsparticipatie.
Slide 6 - Quizvraag
In België wonen 20 miljoen mensen. 5 miljoen mensen daarvan horen bij de beroepsbevolking. Wat is de arbeidsparticipatie?
A
25%
B
50%
C
75%
D
125%
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Betekenis van beroepsbevolking?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Waarom hoeft een student die niet werkt toch NIET officieel werkloos te zijn?
A
Omdat de student niet tussen de 15 jaar en de pensioensleeftijd is.
B
Omdat de student geen baan heeft.
C
Omdat de student niet actief opzoek is naar een baan.
D
Omdat de student studeert.
Slide 11 - Quizvraag
Jayda is 14 jaar en zij werkt niet. Jayda is .....
A
Werkloos
B
Officieel werkloos
Slide 12 - Quizvraag
De werkgelegenheid in Nederland is 12 miljoen en de beroepsbevolking is 11 miljoen. Is er spraken van werkloosheid?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Het UWV heeft 2 taken. Welke hoort er niet bij?
A
Het UWV helpt je met het zoeken naar een baan.
B
Het UWV controleert of je terecht je baan bent verloren.
C
Het UWV beoordeelt of je recht hebt op een WW uitkering.
Slide 17 - Quizvraag
Deel 2?
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
In Zeeland is er heel veel werk te vinden in de primaire sector. Hierdoor is er minder werkloosheid in Zeeland dan in Utrecht. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?