V2 - 1.3.
1 / 20
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent renaissance?
A
Verjaardag
B
Geboorte
C
Pluk de dag
D
Wedergeboorte
Slide 2 - Quizvraag
Wat werd er 'opnieuw geboren' rond 1500?
A
de middeleeuwen
B
de prehistorie
C
de oudheid
D
de vroegmoderne tijd
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het tijdvak dat past bij de periode renaissance?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van wereldoorlogen
D
Tijd van pruiken en revoluties
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een kenmerkend aspect dat past bij het tijdvak ontdekkers en hervormers?
A
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
B
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
C
De levenswijze van jagers en verzamelaars
D
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Noem drie belangrijke aspecten van de renaissance.
Slide 8 - Woordweb
Hoe brak de renaissance met de middeleeuwen?
Slide 9 - Woordweb
Noem twee belangrijke personen uit de renaissance!
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat waren twee oorzaken achter de scheuring in de katholieke kerk in Europa? (Herhaal de vraag in je antwoord.)
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat was een indirect gevolg van de kritiek op de katholieke kerk?
Slide 15 - Open vraag
Met welke afspraak eindigden de godsdienstoorlogen?
A
Cuius regio, eius religio
B
Pecunia non olet
C
Memento mori
D
Carpe diem
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Hoe sluit de Reformatie aan bij de Renaissance? Gebruik in je antwoord de woorden Erasmus, Luther en kritiek.
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Beredeneer aan de hand van de bron waarom het verschil tussen de middeleeuwen en de renaissance niet zo groot was.
