Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
26.2. voegwoorden, Schreiben
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Programm, Montag 26.2.
Schreiben korrgieren
Voegwoorden
Schreiben
Slide 2 - Tekstslide
Sprechen
Wie waren deine Ferien?
Slide 3 - Tekstslide
Konjunktionen
Slide 4 - Tekstslide
Konjuktionen (voegwoorden) .....
Verbinden zinsdelen, zinnen en woorden met elkaar.
Onderschikkend = hoofdzin + bijzin
Nevenschikkend = hoofdzijn + hoofdzin
Slide 5 - Tekstslide
weil - denn
Slide 6 - Tekstslide
Er geht nicht mit, weil er krank ist.
weil= ....
A
omdat
B
want
C
daarom
Slide 7 - Quizvraag
Ich mache meine Hausaufgaben, denn ich liebe Schule!
denn =
A
omdat
B
opdat
C
want
D
daarom
Slide 8 - Quizvraag
´omdat´ betekent...
A
weil
B
dadurch
C
nämlich
D
denn
Slide 9 - Quizvraag
want =
A
want
B
denn
C
also
D
weil
Slide 10 - Quizvraag
Let op de zinsvolgorde
Slide 11 - Tekstslide
Ich bleibe zu Hause, _____ ich bin krank.
A
weil
B
denn
Slide 12 - Quizvraag
Ich kann nicht kommen, .... ich Training habe.
A
denn
B
weil
Slide 13 - Quizvraag
of <-> ob
of
oder
Möchtest du Cola oder Wasser?
Ich weiß nicht, ob er das machen will.
Slide 14 - Tekstslide
of <-> ob / oder
Oder
keuze
tussen twee of meer mogelijkheden
(engels:or)
Möchtest du eine Cola oder eine Fanta?
ob
geen
keuze
(engels: if/wether)
Ich weiß nicht, ob ich genug gelernt habe.
Slide 15 - Tekstslide
Alles ist schwarz _____ weiß.
A
ob
B
oder
Slide 16 - Quizvraag
Der Lehrer fragt, ____ ich die Hausaufgaben gemacht habe.
A
ob
B
oder
Slide 17 - Quizvraag
Noch nicht, ich mache sie heute ____ morgen.
A
ob
B
oder
Slide 18 - Quizvraag
wanneer <-> wenn
of
wann
Wenn ich diese Aufgabe fertig habe, fahre ich nach Hause.
Wann fängt die Schule an?
Slide 19 - Tekstslide
wanneer <-> wann / wenn
wann
tijdstip,
meestal vraag (=op welk moment)
Ich weiß nicht, wann der Bus kommt.
wenn
= als, indien, in het geval dat (
voorwaarde
)
Ich nehme den Bus, wenn es regnet.
Slide 20 - Tekstslide
_____ fährt der Bus?
A
wann
B
wenn
Slide 21 - Quizvraag
Der Lehrer sagt, ______ die Prüfung ist.
A
wann
B
wenn
Slide 22 - Quizvraag
Der Lehrer sagt es, _______ es eine Prüfung ist.
A
wann
B
wenn
Slide 23 - Quizvraag
dan <-> dann
of
denn
Erst waschen und dann ins Bett.
Wann gehst du denn ins Bett?
Slide 24 - Tekstslide
dan <-> dann / denn
dann
dan
=
op dat moment
Ich sage erst meiner Mutter Bescheid, dann komme ich.
denn
dan
niet =
op dat moment
(stopwoord/ kan weggelaten/ vaak in vragen)
Was ist das denn für eine Frage?
'
denn' kan ook betekenen want!
Slide 25 - Tekstslide
Erst lerne ich die Wörter, ______ mache ich die Hausaufgaben.
A
dann
B
denn
Slide 26 - Quizvraag
Warum machst du _____ die Hausaufgaben?
A
dann
B
denn
Slide 27 - Quizvraag
Ich mache die Hausaufgaben, ______ ich will üben.
A
dann
B
denn
Slide 28 - Quizvraag
maar <-> aber
of
sondern
Ich will nach draußen, aber es regnet.
Ich will keine Coke, sondern eine Pepsi.
Slide 29 - Tekstslide
maar <-> aber / sondern
sondern
tegenstelling
Es ist nicht kalt sondern warm.
aber
overige gevallen
Es ist nicht kalt aber ich friere trotzdem.
Slide 30 - Tekstslide
Wir gehen gleich ins Kino, _____ erst gehen wir etwas essen.
A
aber
B
sondern
Slide 31 - Quizvraag
Dieses Popcorn ist nicht süß _______ salzig.
A
aber
B
sondern
Slide 32 - Quizvraag
Ich esse das süße Popcorn, ______ ich mag es lieber salzig.
A
aber
B
sondern
Slide 33 - Quizvraag
Formelle E-mails
Forumbeiträge
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Schreibaufgabe 3
Slide 38 - Tekstslide
Korrektur
Ist die Aufgabe (inhaltlich) erfüllt?
Form korrekt (Anrede, Abschluss, Einteilung)
Wortwahl (Sind alle Wörter korrekt gebraucht?)
Großbuchstaben
Verben
Fälle
Slide 39 - Tekstslide
Hausaufgabe für Dienstag 27.2.
Lernen:
Machen: Schreibaufgabe 3
Slide 40 - Tekstslide
Opsomming
und en
auch ook
erstens, zeitens, drittens ten eerste, tweede, derde
außerdem, zudem bovendien
gleichzeitig tegelijkertijd
sowie evenals, alsook
Slide 41 - Tekstslide
Reden / oorzaak
weil omdat
denn want
darum daarom
dadurch daardoor
indem doordat
hierdurch daardoor
Slide 42 - Tekstslide
Tegenstelling
aber maar
allerdings echter
doch toch
dagegen daarentegen
einerseits ... andererseits enerzijds .... anderzijds
obwohl hoewel
trotzdem desondanks
Slide 43 - Tekstslide
Gevolg / conclusie
darum daarom
kurzum kort
zusammenfasend samenvattend
demnach dus, daarom
damit zodat, om te bereiken dat
deswegen vandaar, daarom
so dus, daarom
Slide 44 - Tekstslide
Wählt aus jeder Kategorie ein Wort, das ihr gebrauchen wollt.
Schreibt einen Satz damit.
Slide 45 - Open vraag
Hören
Bandtagebuch
(Link auch im classroom)
Hör ein Lied nach deiner Wahl und mach die Aufgaben!
Slide 46 - Tekstslide
Hören
Topthema (Lesen + Hören)
Videothema (Sehen)
Slide 47 - Tekstslide
Scheibaufgabe 1
classroom
Mail vom Nachbarn korrigieren
Slide 48 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
26.2. Konjunktionen, Schreiben
Februari 2024
- Les met
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
15.2.
Februari 2024
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
V6 25.11. Sophie 18, K10 11+ Abschluss, of, maar,dan
November 2024
- Les met
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Woensdag 20.12.23 en donderdag 21.02.23
December 2023
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
4v-Kap3-werden-Konjunktionen- 30-1
Januari 2024
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Les donderdag 7.12.23
December 2023
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les Woensdag 6.12.23
December 2023
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Konjunktionen/Adverbien Kapitel 3
Januari 2024
- Les met
13 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4