Aan het einde van deze week:
- heb je de spelling van het werkwoord in de t.t. en v.t. herhaald;
- kun je het voltooid deelwoord spellen;
- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen;
- weet je hoe je woorden met een au/ou, ei/ij, i/ie en g/gg/ch moet spellen.