In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Produceren, hoe werkt dat nou?
Slide 1 - Tekstslide
Planning:
- Bespreken paragraaf 6.1
- Zelfstandig werken aan de opdrachten
Wat je vandaag gaat leren:
- Wat de productiefactoren zijn
- Wat toegevoegde waarde is
- Wat een bedrijfskolom is
- Wat kapitaal- en arbeidsintensief is
Slide 2 - Tekstslide
Wat is er volgens jou allemaal voor nodig om een telefoon te produceren?
Slide 3 - Open vraag
Schrijf op: productiefactoren
Kapitaal: Waar ondernemers in investeren, zoals machines
Arbeid: Menselijk werk
Natuur: Zoals grondstoffen, regenwater of bossen
Ondernemerschap: Alles wat een ondernemer doet om winst te maken
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Toegevoegde waarde = producten krijgen meer waarde als bedrijven ze bewerken
Slide 6 - Tekstslide
Welke volgorde heeft de productie van brood? Sleep blauw naar rood
Graanboer
Meelfabriek
Broodfabriek
Supermarkt
1e stap
2e stap
3e stap
4e stap
Slide 7 - Sleepvraag
Arbeids- en kapitaalintensief
Arbeidsintensief = productie met behulp van mensen
Kapitaalintensief = productie met behulp van machines/apparaten
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen: opdracht 4 (blz 160)
Slide 9 - Tekstslide
Afschrijven, wat is dat?
Slide 10 - Tekstslide
Als je een scooter koopt, is deze dan twee jaar later nog precies hetzelfde waard?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Gok eens: Als je een scooter koopt voor €2.000, hoeveel is hij dan na 3 jaar ongeveer nog waard?
Slide 12 - Open vraag
Stel: Je hebt inderdaad een scooter van €2.000 gekocht. Na 3 jaar is hij nog €1.150 waard, dus je verkoopt hem. Hoeveel euro is hij dan minder waard geworden?
Slide 13 - Open vraag
De scooter is in 3 jaar tijd dus €850 minder waard geworden. Hoeveel is dat dan per jaar?
Slide 14 - Open vraag
Jullie hebben nu de afschrijvingskosten per jaar berekend!