5.4 Hoe is de macht verdeeld

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Wat ging vooraf:

1. Je kunt uitleggen wat een democratie is.
   
2. Je kent de betekenis van het stemrecht in Nederland.
   
3. Je kent enkele manieren om als student invloed te hebben op besluiten van anderen.

ook dit ging vooraf:

1. Je kunt uitleggen wat de belangrijkste taken van de Tweede Kamer zijn.
   
2. Je weet wat coalitiepartijen en oppositiepartijen zijn.
   
3. Je weet welke politieke partijen nu in de regering zitten

Dit weet je ook al:

1. Je kent verschillen tussen de vijf politieke stromingen.
   
2. Je kunt bij iedere politieke stroming een voorbeeld van een partij noemen.
   
3. Je kunt uitleggen waarom een politieke stroming of partij jou aanspreekt.

5.4 Hoe is de macht verdeeld

1. Je kunt uitleggen hoe de macht in Nederland verdeeld is.
   
   
2. Je begrijpt waarom scheiding van macht belangrijk is voor een democratie.
   
   
3. Je kunt uitleggen hoe een wet tot stand komt.

Scheiding van de machten

Wij maken samen:

opdr. 2, blz 153

opdr 3, blz 154

opdr 2, blz 160

opdr 3, blz 161

Wie beslist wat?

1. Bij ieder bestuursniveau (gemeente, provincie, waterschap, rijk, EU) staan dezelfde 14 onderwerpen
2. Welke onderwerpen horen bij de gemeente? Welke horen bij de provincie? Etc. 
3. Bij elk bestuursniveau horen 3 onderwerpen, behalve bij de .........................;-)..........................(2 onderwerpen).
4. Plak 14 stickers!

Antwoorden

1. Gemeente: ophalen vuilnis, sluitingstijden cafés, jeugdzorg

2. Provincie: streekbussen, begroting van gemeente goedkeuren, regionale wegen

3. Waterschap: baggeren van vaarwegen, onderhoud van dijken, zuiveren van afvalwater

4. Rijk: boringen naar aardgas, inzet van het leger, hoogte van de uitkeringen

5. Europese Unie: invoer van Europese producten, afspraken over vluchtelingen1

Zijn de doelen behaald?

1. Je kunt uitleggen hoe de macht in Nederland verdeeld is.
   
   
2. Je begrijpt waarom scheiding van macht belangrijk is voor een democratie.
   
   
3. Je kunt uitleggen hoe een wet tot stand komt.

Huiswerk H 5.4