§1.2 economie en geld

Paragraaf 1.2
Economie en geld
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.2
Economie en geld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Uitleg §1.2 (15 min.)
  • Opdrachten maken (35 min.)
  • Leerdoelen check (5 min.)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf:

  1. Over ruil en het ontstaan van geld.
  2. Welke soorten geld we gebruiken.
  3. Hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen.
  4. Hoe je kunt berekenen hoeveel geld er op je bankrekening staat.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren kun je betalen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een nadeel van directe ruil?
Is hier sprake van directe ruil of indirecte ruil?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt € 15 op je bankrekening staan. Op de bankrekening krijg je € 10 zakgeld van je ouders. Je koopt mascara en pint daarvoor € 7,50.

Wat wordt je nieuwe saldo?

Slide 9 - Open vraag

€ 15 + € 10 - € 7,50 = € 17.50

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van elektronisch betalen.
Opdrachten §1.2
Maken deze les:
  • Opdracht 1, 3, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16 en 17 

Wat ga je doen als je klaar bent?
  • Plusopdracht 2 (blz. 40)
  • Nakijken
  • Verder met §1.3 (opdracht 1, 2, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 19 en 20)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf:

  1. Over ruil en het ontstaan van geld.
  2. Welke soorten geld we gebruiken.
  3. Hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen.
  4. Hoe je kunt berekenen hoeveel geld er op je bankrekening staat.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies