deel 1: soorten examenvragen

SOORTEN EXAMENVRAGEN
docent: boekjes uitdelen?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

SOORTEN EXAMENVRAGEN
docent: boekjes uitdelen?

Slide 1 - Tekstslide

SOORTEN EXAMENVRAGEN
  • Tekstbegrip: Wie zegt wat over …? Wat is volgens de tekst waar? Wat staat er in de tekst over…. 
  • Woordbegrip: Wat wordt er bedoeld met …). In de tekst staat … wat wordt hiermee bedoeld? 
  • Tekstdoelen: Wat is het doel van de schrijver met deze tekst? 
  • Samenvatten/begrijpen: Wat is het onderwerp van de tekst of alinea? Of: Wat is een goed tussenkopje bij deze alinea? Wat is een goede samenvatting van de tekst of alinea? 
  • Verwijswoorden, signaalwoorden: Waarnaar verwijst een woord?  (deze, dit, maar, tenslotte)
  • Wat is de mening van de schrijver? Welke argumenten gebruikt de schrijver?

Slide 2 - Tekstslide

Vragen over tekstdoelen - welke vier tekstdoelen zijn er ook al weer?

Slide 3 - Open vraag

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 4 - Tekstslide

Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel

Slide 5 - Sleepvraag

In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte (niet letterlijk) vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In de lead
C
In de tweede alinea
D
In het slot

Slide 6 - Quizvraag

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

Conclusie
Tegenstelling
Reden / argument
Oorzaak-gevolg
hoewel
dus
kortom
doordat
echter
want
daarom
toch
desondanks
als gevolg van
omdat
concluderend
maar

Slide 8 - Sleepvraag

Welke functies kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit

Slide 9 - Quizvraag

Vragen over feiten en meningen - wat is het verschil tussen feiten en meningen?

Slide 10 - Open vraag

Bestaat een informatieve tekst alleen maar uit feiten?
A
Ja, er worden geen meningen in genoemd
B
Nee, in een informatieve tekst staan vaak feiten, maar er kunnen net zo goed meningen in staan
C
Nee, in een informatieve tekst worden vooral meningen genoemd, maar wel van voor- & tegenstanders

Slide 11 - Quizvraag

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 12 - Tekstslide

Een redenering beoordelen
  • Kloppen de aangevoerde feiten wel of zijn ze (deels) onjuist of onvolledig?

  • Zijn de feiten representatief of laten ze maar één kant van de zaak zien?

  • Zijn de argumenten die gegeven worden subjectief of objectief?

  • Is het argument wel geldig of is het eigenlijk een drogreden?

Slide 13 - Tekstslide

Geldig argument of niet?
Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.
Ja
Nee

Slide 14 - Poll

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 15 - Quizvraag

Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.

Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.

Slide 16 - Tekstslide

1

Slide 17 - Video

00:57
Welke houding heeft Anton Damen tegenover de Landelijke Opschoondag?
A
Enthousiast
B
Neutraal
C
Afwijzend
D
Kritisch

Slide 18 - Quizvraag