1.18 Spreekdoel, publiek, taal en stem
Spreekdoel: informeren, amuseren, uitleg geven, overhalen en overtuigen (zelfde als de tekstdoelen)
Publiek: de mensen aan wie de spreker iets vertelt
Taal: taalgebruik passend bij het spreekdoel en publiek (formeel of informeel)
Stem: volume, toonhoogte, intonatie en tempo