imperativo afirmativo y negativo

martes, 25 de marzo
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

martes, 25 de marzo

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
REPASO
  • Imperativo afirmativo/negativo
  • Moeten
  • De nabije toekomende tijd
  • De wederkerende werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

El imperativo
Wat is de gebiedende wijs?
Wanneer gebruik je het?
gebiedende wijs wordt gebruikt om iemand een opdracht of een aanwijzing te geven
Bijvoorbeeld: Sta op. Ruim op. Lees dat. 
In het Spaans: escucha, lee, calla
LEERDOEL: gebiedende wijs

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de gebiedende wijs?

Slide 4 - Open vraag

Gebiedende wijs
vosotros
usted
ustedes
hablar
habla
hablad
hable
hablen
escribir
escribe
escribid
escriba
escriban
comer
come
comed
coma
coman
Wat valt op?
LEERDOEL: gebiedende wijs

Slide 5 - Tekstslide

Gebiedende wijs meervoud?
  • In het Nederlands hoor je geen verschil. 
  • Ik kan tegen 1 persoon zeggen: Schrijf dat op.
  • Ik kan tegen een hele groep zeggen: Schrijf dat op. 
  • In het Spaans heb je wel een speciale meervoudsvorm.
  • Escribe.  = Schrijf dat op (tegen 1 persoon)
  • Escribid. = Schrijf dat op (tegen meerdere personen)
LEERDOEL: gebiedende wijs

Slide 6 - Tekstslide

Jij <--> U

  • Wanneer ik in het Spaans iemand met u aanspreek heb je weer 2 aparte vormen
  • Escriba.   = Schrijft u dat op. (tegen 1 persoon)
  • Escriban. = Schrijft u dat op. (tegen meerdere personen)

Slide 7 - Tekstslide

Onregelmatigheden
  • Let op! Bij werkwoorden met klinkerwisseling moet je niet vergeten om deze door te voeren (behalve bij vosotros)
  • Tú pensar = piensa
  • U (ev) empezar = empiece
  • U (mv) dormir = duerma        

Slide 8 - Tekstslide

El imperativo negativo
Wat is de ontkennende gebiedende wijs?
gebiedende wijs wordt gebruikt om iemand een opdracht of een aanwijzing te geven, advies of iets verbieden
Bijvoorbeeld: koop dat niet, eet dat niet, praat niet, vergeet niet..

LEERDOEL: ontkennende geb. wijs

Slide 9 - Tekstslide

Ontkennende gebiedende wijs
vosotros
usted
ustedes
hablar
no hables
no habléis
no hable
no hablen 
escribir
no escribas
no escribáis
no escriba
no escriban
comer
no comas
no comáis
no coma
no coman
LEERDOEL: ontkennende geb. wijs

Slide 10 - Tekstslide

(llevar, vosotros) mejor el azul marino
A
lleváis
B
llevad
C
lleved
D
llevéis

Slide 11 - Quizvraag

(cerrar, usted) la puerta por favor
A
cerre
B
cerra
C
cierran
D
cierre

Slide 12 - Quizvraag

No (jugar, tú) más a los videojuegos
A
juega
B
juga
C
juegas
D
juegues

Slide 13 - Quizvraag

No (echar, vosotros) más ingredientes en la olla
A
echen
B
echéis
C
echáis
D
echad

Slide 14 - Quizvraag

Moeten
Wat voor werkwoordsvorm gebruiken we om 
in het Spaans  ''moeten'' uit te drukken?
LEERDOEL: Moeten

Slide 15 - Tekstslide

Hoe vorm je in het Spaans de werkwoordsvorm ''moeten''?
....+ .... + ....

Slide 16 - Open vraag

TENER + QUE + infinitivo

  • Wanneer gebruik je deze werkwoordsvorm? 
  • Ken je het rijtje nog van tener?
  • Vervoeg het laatste werkwoord nooit!

Slide 17 - Tekstslide

Grootste verschillen:
Tener / Tener que

Slide 18 - Woordweb

Geef het rijtje van TENER (alle personen)

Slide 19 - Open vraag

De toekomende tijd
LEERDOEL: toekomende tijd

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vorm je in het Spaans de nabije toekomende tijd?
....+ .... + ....

Slide 21 - Open vraag

IR + A + infinitivo

  • Wanneer gebruik je de nabije toekomende tijd? 
  • Het uitdrukken van een actie dat binnenkort gaat gebeuren.
  • Ken je het rijtje nog van ir?

Slide 22 - Tekstslide

Geef het rijtje van IR (alle personen)

Slide 23 - Open vraag

Los verbos reflexivos
Hoe herken je deze werkwoorden ook alweer?
Onderwerp van de zin voert en ontvangt de
actie uit...
LEERDOEL: wederkerende ww.

Slide 24 - Tekstslide

De verbos reflexivos
  • Geen ww. zonder vnw.
  • Stam...
  • Klinkerwisseling
  • Let op met se <-> le

Slide 25 - Tekstslide

Vul de juiste vervoeging in:

Yo siempre____(ducharse) a las ocho.
A
ducho
B
se ducho
C
me ducho
D
duchas

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste vervoeging in:
Nosotros____(levantarse) a las siete y media.
A
levantamos
B
nos levantamos
C
levantáis
D
os levantamos

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste vervoeging in:
¿Cómo_________(llamarse) vosotros?

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vervoeging in:
¿A qué hora____(despertarse) Juan?

Slide 29 - Open vraag