Les 1 Leesstrategieën lj 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Les 1 Leesstrategieën lj 3

Welkom!

Telefoon in de koffer, jas aan de kapstok. 

Neem rustig plaats. 

Vandaag

• Stil lezen
• Lesdoel
• Uitleg PTA periode1 Instructie leesstrategieën
• Zelfstandig werken
• Evaluatie

Vanaf volgende week, wanneer jullie verder zijn in het boek, gaan we de boeken ook bespreken. 

Leerdoelen

Je leert:

• verschillende tekstsoorten herkennen en benoemen
• verschillende tekstdoelen herkennen en benoemen
• het onderwerp vinden in een tekst
• over alinea-indeling
  
• wat deelonderwerpen zijn
• de hoofdgedachte van een tekst te vinden

Instructie

Periode 1 ziet er als volgt uit:

Jullie gaan werken aan leesstrategieën. Summatieve toets in de toetsweek. 

Er komt een toets Taalverzorging en in periode 1 starten we weer met een fictiedossier. 

Tijdens de lessen Nederlands krijg je instructie en mag/kan je na de instructie aan het werk met een van de opdrachten. 

Instructie

Voordat we van start gaan met leesstrategieën, gaan jullie via de link die in jullie reader staat, naar Forms en vullen jullie het formulier in. 

Dit mogen jullie nu gelijk gaan doen. 

De reader vinden jullie in som, maar ook in Teams onder bestanden/lesmateriaal.

Forms

Neem de tijd om het formulier zo goed mogelijk in te vullen. 

Instructie

1.2 tekstdoelen en tekstsoorten. 

bladzijde 7 reader. 

DOEL 1.2

- je kunt het doel van een tekst herkennen

- je kunt bepalen voor welk publiek een tekst geschreven is

Log in en lees de strip

Wat voor soort tekst is dit?

1. nieuwsbericht
2. stripverhaal
3. reclametekst
4. recept

Wat is de bron van de tekst?

Voor wie is deze tekst geschreven?

1. jongeren
2. volwassenen

Wat is het doel van deze tekst?

1. mening geven
2. informeren
3. instrueren
4. amuseren

Wat betekent het woord 'etiquette'?

1. plaksticker
2. regels over wat beleefd is en wat niet
3. naam van de radioshow

DOEL van een tekst

- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

DOEL:

Informeren

De schrijver wil dat je iets te weten komt

DOEL:

Overtuigen

De schrijver wil zijn mening geven

DOEL:

Waarschuwen

De schrijver wil dat je iets NIET doet

DOEL:

Activeren

De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

DOEL:

Instrueren

De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

DOEL:

Adviseren

De schrijver wil je raad geven

DOEL:

Amuseren

De schrijver wil je vermaken

ZW

Je maakt opdracht 1.2 uit jouw reader.

Evaluatie

Ik krijg bij de apotheek een medicijn dat ik moet inhaleren. Ik krijg er een briefje bij dat uitlegt hoe ik het pijpje moet gebruiken. Welk soort tekst is dit?