La négation

La négation
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

La négation

Slide 1 - Tekstslide

La négation

Je n'aime pas le chocolat.
Il n'est jamais allé au Maroc.
Nous n'avons rien mangé.
Elle n'est pas encore à l'école.
Ah non, je n'ai plus d'argent !
Il n'aime pas du tout les enfants.
Ils n'ont guère mangé.
Je n'ai aucune idée.


De ontkenning

Ik houd niet van chocola.
Hij is nooit naar Marokko gegaan.
Wij hebben niets gegeten.
Zij is nog niet op school.
O nee, ik heb geen geld meer!
Hij houdt helemaal niet van kinderen.
Zij hebben nauwelijks gegeten.
Ik heb geen (enkel) idee.

Slide 2 - Tekstslide

Plaats, de na ontkenning
Je n'aime pas le chocolat.

ne --> voor persoonsvorm
pas / jamais / rien etc. --> na de persoonsvorm

Je n'ai pas d'argent.
Let op: na de ontkenning veranderen:
un / une / des / du / de la / de l' ---> de / d'

Slide 3 - Tekstslide

Verwerk de ontkenning in de zin:
J'ai fait mes devoirs. (nog niet)


Slide 4 - Open vraag

Verwerk de ontkenning in de zin:
Elle va acheter du fromage. (nooit)

Slide 5 - Open vraag

Niets

Rien n'est important.
Niets is belangrijk. (onderwerp!)

Il n'a rien vu.
Hij heeft niets gedaan. (lijdend voorwerp!)

Niemand

Personne n'a acheté mon livre.
Niemand heeft mijn boek gekocht. (ow!)

Il n'a vu personne.
Hij heeft niemand gezien. (lv!)

Slide 6 - Tekstslide

Quelle phrase est correcte ?

Niemand gaat naar het feest.
A
À la fête ne va personne.
B
Personne va à la fête.
C
Personne ne va à la fête.
D
La fête ne personne va.

Slide 7 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte ?

De baas heeft niets geregeld.
A
Le chef n'a rien arrangé.
B
Le chef n'a arrangé rien.
C
Ne rien le chef a arrangé.
D
Le ne chef rien a arrangé.

Slide 8 - Quizvraag

Ontkenning zonder werkwoord
Staat er geen werkwoord in de zin? Laat dan ne / n' weg!

Qu'est-ce que tu as fait ? - Rien !
Je n'aime pas ce film. - Moi non plus.
Qui a ouvert la fênetre ? - Pas moi !
Qui a fait ce bruit ? - Personne !

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Noch .. noch / ook niet
Je ne veux ni dormir ni aller en boîte.

Il n'aime ni les fruits ni les légumes.

Komt vaak voor bij: meerdere hele werkwoorden / meerder zelfstandige naamwoorden/

Slide 11 - Tekstslide

Traduis :
Hij houdt niet van kaas en ook niet van vlees.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

ne ... nulle part

Je ne l'ai vu nulle part.


Nulle part komt achter het hele gezegde.

Slide 14 - Tekstslide

Au travail
Les exercices en ligne !!

37b - 38 inclus

Slide 15 - Tekstslide