In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Herhalingsles B1 t/m B5
- Quiz
- Zelfgekozen leeractiviteit uit opties
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke twee voedingsstoffen worden vooral gebruikt als brandstof?
A
vetten & eiwitten
B
koolhydraten & vetten
C
koolhydraten & mineralen
D
eiwitten & koolhydraten
Slide 4 - Quizvraag
2. Vet is bruikbaar als: 1) Brandstof. 2) Bouwstof. 3) beschermende stof.
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
Alleen 3
Slide 5 - Quizvraag
3. We kunnen voedingsvezels niet verteren. Waar dienen deze wel voor?
A
Het opnemen van voedingsstoffen
B
Het beter verteren van voedingsmiddelen
C
Het bevorderen van de stoelgang
D
Het vasthouden van water in de voedselbrij
Slide 6 - Quizvraag
4. Welk deel van vertering is het kauwen van voedsel door je kiezen?
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
Slide 7 - Quizvraag
Het gebit: de eerste stap in het verteren van voedsel
Snijtanden
Hoektanden
Kiezen
tanden waarmee stukken van voedsel wordt afgebeten
tanden waarmee stukken van voedsel wordt afgebeten
tanden met een knobbelige bovenkant waarmee voedsel wordt fijngemalen
Slide 8 - Sleepvraag
6. Is het verteren van zetmeel in je mond mechanische of chemische vertering?
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
Slide 9 - Quizvraag
7. Hoe heet dit proces?
A
Voedselstaltiek
B
Darmaltiek
C
Darmdansen
D
Darmperistaltiek
Slide 10 - Quizvraag
8. Welke spieren zijn betrokken bij de darmperistaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 11 - Quizvraag
De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van ..................................... in ..........................................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van .......................
De enzymen in ........................ zorgen ervoor dat voedingsstoffen ..................... worden afgebroken. Voedingsstoffen die ....................... door de darmwand heen kunnen, worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen ............................. door de darmwand heen.
grotere voedingsstoffen
verteringsproducten
sneller
niet
verteringssappen
verteringssappen
wel
langzamer
Slide 12 - Sleepvraag
10. Welk orgaan komt er na de slokdarm?
A
B
C
D
Slide 13 - Quizvraag
11. Welke voedingsstoffen worden (vooral) verteerd door de enzymen in maagsap?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 14 - Quizvraag
12. (1)Welk orgaan komt er na de maag? (2) Welke sappen worden hier aan de voedselbrij toegevoegd?
A
1) Dikke darm
2) Speeksel + alvleessap
B
1) Dikke darm
2) Gal + Alvleessap
C
1) Twaalfvingerige darm
2) Speeksel + Alvleessap
D
1) Twaalfvingerige darm
2) Gal + Alvleessap
Slide 15 - Quizvraag
Koppel de lichaamssappen aan de voedingsstoffen die verteerd worden
Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Speeksel
Maagsap
Gal
Alvleessap
Darmsap
Slide 16 - Sleepvraag
14. Welke voedingsstoffen worden verteerd door enzymen in alvleessap?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 17 - Quizvraag
15. Wat is de functie van gal?
A
grote vetdruppels verdelen in kleinere druppeltjes
B
Het verteren van vetbolletjes
C
Vet emulgeren
D
Koolhydraten emulgeren
Slide 18 - Quizvraag
16. Welk orgaan komt er na de twaalfvingerige darm?
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
17. Wat is een functie van de dunne darm?
A
Voedingsstoffen opnemen
B
water opnemen
C
Het verteren van voedingsvezels
D
bouwstoffen maken
Slide 20 - Quizvraag
Welke producten horen in de Schijf van Vijf? Slepen maar!
Slide 21 - Sleepvraag
Mensen met <.......> hebben herhaaldelijk eetbuien waarbij ze grote hoeveelheden voedsel eten zonder controle over zichzelf te hebben, maar zonder te compenseren door te braken of overmatig te sporten
Mensen met <........> beperken extreem hun voedselinname uit angst om aan te komen, zelfs als ze al ondergewicht hebben. Ze hebben vaak een verstoord lichaamsbeeld en zien zichzelf als te zwaar
Mensen met <........> zijn bang om te dik te worden, maar hebben ook periodes van eetbuien. Na zo'n eetbui voelen ze schuld en proberen ze het eten te compenseren door bijvoorbeeld over te geven, te vasten of overdreven te sporten.