Les 3: Politie + Ovj

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 

Slide 3 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Politie & officier van justitie




Maatschappijleer BK3 - Les 3

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
1. Je kent de taken van de politie en je kunt uitleggen wat enkele voorbeelden hiervan zijn. (R)

2. Je kent wat een proces-verbaal inhoudt en je kunt uitleggen waarvoor het wordt gebruikt. (R)

3. Je kunt uitleggen hoe een officier van justitie een strafbaar feit kan afhandelen. (T)

4.  KADER: Je kent de taken van de officier van justitie en je kunt uitleggen wat enkele voorbeelden hiervan zijn. (R)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ben jij wel eens in aanraking
geweest met de politie?
(#hoedan?)

Slide 6 - Woordweb

Vraag aan de leerlingen of zij wel eens in aanraking geweest met de politie? 
Vraag door op welke manier de leerling in aanraking is geweest? 
Wat heeft de politie gedaan? 

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De politie 
In Nederland speelt de politie een belangrijke rol. (Mensen die werken bij de politie noemen we een agent(e).) Hij/zij zijn de ogen en oren van de overheid op straat. Zij controleren of mensen zich aan de regels houden én helpen burgers wanneer er problemen zijn in de omgeving.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De taken van de politie 
  1. Verlenen van hulp
  2. Handhaven van de openbare orde
  3. Preventie
  4. Opsporen van strafbare feiten 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Verlenen van hulp
Als er ergens een ongeluk gebeurt, zijn de agenten meestal als eerste op de plek van het ongeluk. Ze geven het slachtoffer dan EHBO en/of regelen het verkeer.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem nog een andere situatie waarin een agent hulp kan verlenen.

Slide 11 - Open vraag

Bijvoorbeeld: bij huiselijk geweld, een treinongeluk, iemand is onwel geworden, etc.
2. Handhaven openbare orde
Vaak zie je agenten met z'n tweeën over straat lopen. Ze zorgen er dan voor dat mensen zich aan de regels houden. Dit noemen we het handhaven van de openbare orde

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Preventie
Preventie betekent voorkomen. 
Dat betekent dat de politie ook inzet op het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. 
Dit doen zij door mensen te informeren en het criminelen op die manier moeilijker te maken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Opsporen van strafbare feiten
De politie doet onderzoek naar strafbare feiten. Wanneer iemand de regels overtreedt, zoekt de politie naar bewijs. Met dat bewijs kan die persoon gestraft worden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een situatie waarin de politie strafbare feiten opspoort.

Slide 15 - Open vraag

Bijvoorbeeld: als er een moord is gepleegd en de mensen in de witte pakken doen sporenonderzoek, als de politie een huiszoeking doet, als de politie iemand fouilleert, als de politie mensen controleert op straat, als ze e-mails en andere dingen doorzoeken om te kijken of mensen crimineel gedrag vertonen. 
Toen je voor het laatst in aanraking was met de politie, om welke taak van de politie ging het?
A
De politie verleende hulp.
B
De politie handhaafde de openbare orde.
C
De politie deed aan preventie.
D
De politie spoorde strafbare feiten op.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk werkzaamheden van de politie die je voorbij zag komen in de video.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Om welke taak van de politie gaat het ?
Hieronder zie je een aantal werkzaamheden die de politie uitvoert. Bij welke taak van de politie past deze het beste?
Verlenen van hulp
Handhaving van de openbare orde
Preventie
Opsporen van strafbare feiten
Een wijkagent maakt met jongeren een praatje.
Een rechercheur ondervraagt een verdachte. 
Een agent krijgt een melding van een slachtoffer in het water.
Bij een voetbal evenement begeleidt de politie de supporters.

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bevoegdheden 
Naast een aantal taken, heeft de politie ook een aantal bevoegdheden. Dat zijn dingen de de politie mag doen om hun taak uit te kunnen voeren. 
Alles wat de politie wel of niet mag doen, is vastgelegd in de wet. De politie mag dus meer dan een gewone burger.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevoegdheden van de politie
De politie mag: 
  1. je staande houden, fouilleren, bekeuring geven, vragen naar ID-bewijs, aanhouden/arresteren.
  2. een verdachte maximaal 6 uur vasthouden (nacht telt niet), tenzij er toestemming is om de persoon langer vast te houden.
  3. een proces-verbaal opstellen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer mag de politie je om je ID vragen?
A
Als je een overtreding hebt gepleegd.
B
Als ze je verdenken van een strafbaar feit.
C
Als je een misdrijf hebt gepleegd.
D
In al deze gevallen mag de politie dat vragen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord 'fouilleren'?
A
Dat de politie je woning mag doorzoeken.
B
Dat de politie je lichaam mag onderzoeken.
C
Dat de politie je helpt bij het oversteken.
D
Dat de politie je helpt bij een ongeluk.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bevoegdheden van de politie 
Met toestemming van de Officier van Justitie mag de politie ook: 
  1. een huiszoeking doen.
  2. een telefoon afluisteren.
  3. iemand observeren.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke is een bevoegdheid
van de politie?
A
Dat de politie je woning mag doorzoeken.
B
Dat de politie je lichaam mag onderzoeken.
C
Dat de politie je helpt bij het oversteken.
D
Dat de politie je helpt bij een ongeluk.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En daarna...
Als de politie klaar is met zijn taak wordt er een verslag geschreven. Dat verslag noemen we een proces-verbaal. Daarin staat alles wat met de overtreding of het misdrijf te maken heeft. 
Bij een misdrijf gaat het proces-verbaal altijd naar de Officier van Justitie. Deze bepaalt wat er met de verdachte gaat gebeuren. Alle Officieren van Justitie samen noemen we het Openbaar Ministerie (OM).

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Taken van de OVJ (Officier van Justitie)
1. De officier van justitie stuurt de politie aan en geeft hen de taak om strafbare feiten te onderzoeken.
2. De officier van justitie zorgt ervoor dat mensen die iets strafbaars hebben gedaan, voor de rechter komen.
3. De officier van justitie zorgt ervoor dat straffen die de rechter oplegt, worden uitgevoerd.







Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier mogelijkheden OVJ
1. Seponeren: Als er te weinig bewijs is, kan de officier de zaak stoppen. De verdachte krijgt dan geen straf of strafblad.
2. Schikken: De officier kan een boete voorstellen. Betaalt de verdachte deze, dan hoeft hij niet naar de rechter. Wel krijgt hij een strafblad.
3. Strafbeschikking: De officier kan zelf een straf geven, zoals een taakstraf of boete, als de schuld vaststaat. De verdachte moet akkoord gaan, anders kan hij naar de rechter.
4. Vervolgen: Als er genoeg bewijs is, wordt de verdachte voor de rechter gebracht. De rechter bepaalt dan de straf, en de verdachte krijgt een strafblad.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Delict
  • Proces-verbaal
  • Arresteren
  • Verdachte
  • Fouilleren
  • Getuige
  • Huiszoekingsbevel
  • Officier van Justitie
  • Vervolgen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies