3 Mavo schakelingen

Schakelingen
Klas 3 MAVO
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schakelingen
Klas 3 MAVO

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Weten wat weerstandjes zijn

Slide 2 - Tekstslide

Weerstanden
Zo nu gaan we echt aan iets nieuws beginnen: weerstand. 
Maar wat is weerstand eigenlijk?

De weerstand geeft aan hoe moeilijk de elektrische stroom door een stroomkring (of apparaat) gaat.
Hoe hoeger de weerstand, des te moeilijker de stroom er door heen gaat.


Slide 3 - Tekstslide

Weerstand
De weerstand heeft het symbool R (Resistant) en de eenheid voor elektrische weerstand is Ohm, met het symbool Ω

We zeggen dus bijvoorbeeld: 
Een weerstandje kan een weerstand hebben van 20 ohm. 
Of R = 20 Ω

Slide 4 - Tekstslide

Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema? 

Je gebruikt het symbool in het plaatje hiernaast. 

Slide 5 - Tekstslide

Een weerstand

Hier staat een voorbeeld van een weerstand.

Let op de ringen. Deze weerstand heeft vier ringen, er zijn ook weerstanden met vijf ringen.

De ringen hebben een betekenis welke een

codering is voor de grootte van de weerstand.


We hebben ring 1, 2 (en soms 3)

Daarnaast ring A en B

Slide 6 - Tekstslide

Waarde van een weerstand
De waarde van een weerstandje kun je bepalen aan de hand van de gekleurde ringen. 
Ring 1, 2 (en 3) slaan op een getal, schrijf dit getal op.
Ring A geeft aan hoeveel nullen er achter het getal staan.
Ring B geeft de nauwkeurigheid aan 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het symbool voor de weerstand
A
W
B
R
C
Ω
D
D

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet een weerstand
A
De stroom zo snel mogelijk doorlaten
B
De stroom helemaal tegenhouden
C
de stroom een beetje tegenhouden (vertragen van de stroom
D
de stroom versnellen

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel ringen heeft een weerstand?
A
3 of 4
B
4 of 5
C
5 of 6
D
6 of 7

Slide 10 - Quizvraag

Omrekenen weerstand
Weerstandjes kunnen een kleine waarde hebben maar meestal hebben ze ook een grote waarde. 

1000 Ohm = 1 kilo Ohm
25 kilo Ohm = 25.000 Ohm

Slide 11 - Tekstslide

Wet van Ohm
1

Slide 12 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 13 - Tekstslide

Wet van Ohm
I=RU

Slide 14 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 15 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 16 - Tekstslide

Wet van Ohm
U=I.R

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maken de vragen 1 t/m 5

Slide 18 - Tekstslide