Herhaling Lesdoelen Staatsinrichting

Herhaling Lesdoelen Staatsinrichting
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Lesdoelen Staatsinrichting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stad wou graag stadsrechten. Wat moest de stad doen om stadsrechten te krijgen?
A
ze moesten de landheer verslaan in een gevecht
B
ze moesten de landheer vermoorden en ophangen in de stad
C
ze moesten de landheer veel geld betalen om zich vrij te kopen
D
Ze moesten met de landheer trouwen en wachten tot hij dood was.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussen welke landen werd de 100 jarige oorlog uitgevochten?
A
Spanje en Engeland
B
Schotland en Engeland
C
Frankrijk en Engeland
D
Bourgondië en Frankrijk

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer was de 100 jarige oorlog?
A
1313-1400
B
1337-1453
C
1330-1430
D
1453-1537

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is centralisatiepolitiek ?
A
Het besturen van een land vanuit verschillende gewesten
B
Vorm van politiek waarbij het geloof centraal staat
C
Het besturen van een land vanuit een hoofdstad, met zoveel mogelijk dezelfde regels in het land
D
Vorm van politiek waarbij de economie een leidende rol speelt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vorstenhuis begon met de centralisatie in de Lage Landen?
A
Bourgondiërs
B
Habsburgers
C
Van Oranjes
D
Windsors

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Bourgondiërs wisten hun rijk groter te maken. Welke manier hoorde hier NIET bij?
A
Huwelijkspolitiek
B
Lenen
C
Verovering
D
Erfenissen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Bourgondiër was bezig met het centraliseren van de Nederlanden?
A
Karel de Stoute
B
Filips de Goede
C
Filips de Stoute
D
Karel de Goede

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk jaar en met welke gebeurtenis kan je spreken van het ontstaan van de Lage landen?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlanden werden eerst bestuurd door de Bourgondiërs en daarna door de Habsburgers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is particularisme?
A
Het streven van de gewesten en steden in de Nederlanden om onafhankelijk te worden.
B
Het streven van de gewesten en steden in de Nederlanden om samen te werken.
C
Het streven van de gewesten en steden in de Nederlanden om hun zelfstandigheid te behouden.
D
Het streven van de gewesten en steden in de Nederlanden om samen één land te worden.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van particularisme?
A
Centralisatie
B
Grondwetten
C
Privileges
D
Staat

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Habsburger regeerde over een rijk zo groot dat de zon er nooit onderging?
A
Filips de Schone
B
Maria de Rijke
C
Karel V
D
Maximiliaan van Oostenrijk

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier probeerde Karel V de gewesten verder te centraliseren?
A
Hij voerde particularisme in
B
Hij maakte van Brussel de hoofdstad
C
Hij voerde collaterale raden in
D
Hij wees stadhouders aan als plaatsvervangers

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen onderdeel van de collaterale raden?
A
De geheime raad
B
De raad van state
C
De raad van financien
D
De bloedraad

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie volgde koning Karel V op?
A
Fillips III
B
Fillips II
C
Fillips I
D
Fillips XI

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de oorzaken van de Nederlandse Opstand? 
Sleep de oorzaken naar de juiste plek. 
Religieus
economisch
politiek
Raad van Beroerten
Vervolgingen van protestanten

Tiende Penning
Centralisatiepolitiek
adel raakt zijn macht kwijt

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland wordt een Republiek
Leiden wordt bevrijd
De Nederlandse Opstand begint
Willem van Oranje wordt vermoord
Nederland stuurt Filips II weg

Slide 18 - Sleepvraag

C(1568)-B(1574)-D(1584)-E(vóór 1588)-A(1588)
Wat is de functie van de Staten-Generaal in de Republiek.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie had de leiding over het leger
A
Stadhouder
B
Raadspensionaris

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze functie ging over de financiën in de Republiek
A
Raadspensionaris
B
Stadhouder

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maurits werd de .............., Johan van Oldenbarnevelt was de .......
(functies)
A
M - Stadhouder JvO - Stadhouder
B
M - Stadhouder JvO - Raadspensionaris
C
M - Raadspensionaris JvO - Stadhouder

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een revolutie in de Republiek der Nederlanden met steun van Pruisen
B
een revolutie in de Republiek der Nederlanden met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werden de aanhangers van de stadhouder genoemd?
A
Patriotten
B
Pruisen
C
Democraten
D
Prinsgezinden

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later):
Hierna: Patriotten & Prinsgezinden - Het verhaal van Nederland in de klas (+ 11:00)
Stadhouder Willem V vlucht van Den Haag naar Nijmegen.
De broer van prinses Wilhelmina stuurt zijn Pruisisch leger van 26.000 soldaten naar ons land om de Patriotten te verjagen.
De vrouw van stadhouder Willem V, Wilhelmina, wordt in Goejanverwellesluis tegengehouden door de Patriotten
Ons land krijgt een nieuwe naam, namelijk Koninkrijk Holland
Ons land krijgt een nieuwe leider, namelijk keizer Napoleon Bonaparte.

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1813 stond in de grondwet dat Nederland bestuurd werd door een koning, Nederland werd toen:
A
een revolutie
B
een democratie
C
een parlementaire democratie.
D
een koninkrijk

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een land met een koning
B
Een land met een grondwet
C
Een land met een gekozen president
D
Een land met een koning en een grondwet

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan een constitutionele monarchie ook een parlementaire democratie zijn?
A
Nee
B
Ja dat kan maar dat geld niet voor Nederland
C
Ja dat is Nederland vanaf 1848
D
Ja dat is Nederland vanaf 1815

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondwet 1813
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
de koning bestuurd het land 
ministers besturen het land
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I
Burgers kiezen tweede kamer en proviciebestuur

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie is de grondwet van 1848 gemaakt?
A
Koning Willem II
B
Koning Willem III
C
Thorbecke
D
Pieter Jelles Troelstra

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1848 veranderde Thorbecke in opdracht van de koning de grondwet.
Wat was een verandering in de grondwet van 1848?
A
koning kreeg minder macht
B
minister kregen minder macht
C
koning kreeg meer macht
D
Ministers werden onschendbaar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een vernieuwing uit de grondwet van 1848?
A
Ministeriële verantwoordelijkheid
B
Grondrechten
C
Parlement krijgt meer macht
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1813
1848
1917
1919
Grondwet
Algemeen kiesrecht
Kiesrecht voor alle mannen
Grondwet van Thorbecke

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderdelen moeten nog herhaald worden.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies