In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid
Oefentoets havo 2
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
Slide 2 - Open vraag
Wat is de tekstvorm van deze tekst?
Slide 3 - Open vraag
‘ Een dubbeldikke pocket vol geniale klanken en valse noten.’ Noteer een synoniem voor geniale dat in de zin past.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de tekstsoort van deze tekst?
Slide 5 - Open vraag
Welke twee zinnen vatten het antwoord op de vraag in de titel het beste samen?
A
De leeuw staat al eeuwen in Nederlandse wapenschilden van gewesten en families.
B
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had ook een leeuw op het schild.
C
De leeuw staat voor kracht en dat is al eeuwen het kenmerk van Nederlanders..
D
De Oranjes, de Nassaus, Brabant en Vlaanderen hadden een leeuw als symbool.
Slide 6 - Quizvraag
Voor welk soort publiek is deze tekst geschreven?
A
breed publiek
B
kleiner, gespecialiseerd publiek
C
klein publiek, één persoon
Slide 7 - Quizvraag
A
Deze tekst heeft 2 alinea's
B
Deze tekst heeft 3 alinea's
C
Deze tekst heeft 4 alinea's
D
Deze tekst heeft 5 alinea's
Slide 8 - Quizvraag
Welke woorden geven de belangrijkste informatie weer?
A
In de huid kruipen figuur uit geschiedenis is leerzaam.
B
Geschiedenis naspelen is leerzamer dan een boek.
C
Lesprogramma Gouden Eeuw Rijksmuseum is leerzaam.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het deelonderwerp van deze alinea?
Slide 10 - Open vraag
Noteer het deelonderwerp van de alinea die begint met jonge prins?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
uitleggen
D
overtuigen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het publiek van deze tekst?
A
breed publiek
B
klein, gespecialiseerd publiek
C
klein publiek, één persoon
Slide 13 - Quizvraag
Tienduizenden zullen vandaag die beperkingen voor lief nemen en toch een terrasje pakken. Voor bijna iedereen de eerste keer in 2020. En het wordt perfect weer: 25 graden, volop zon. Beter terrasweer is er niet. Wat is de kernzin van deze alinea?
A
Tienduizenden zullen vandaag die beperkingen voor lief nemen en toch een terrasje pakken
B
Voor bijna iedereen de eerste keer in 2020.
C
En het wordt perfect weer: 25 graden, volop zon.
D
Beter terrasweer is er niet.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
ultrakorte samenvatting van de tekst
B
mening van de schrijver
C
waar de tekst overgaat
D
de kernzin van de tekst
Slide 15 - Quizvraag
Kernzinnen
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin?
Er is geen kernzin. Alle zinnen bevatten belangrijke informatie.
De 1e zin is de kernzin.
De 2e zin van een alinea is de kernzin. De 1e zin is een inleidende zin.
In het midden van de alinea staat de kernzin.
De laatste zin van de alinea is de kernzin.
Slide 16 - Tekstslide
Alineaopbouw
Een alinea is opgebouwd uit een kernzin met daarbij voorbeelden bij of toelichting op de kernzin.
De kernzin vind je meestal aan het begin van een Alinea
Slide 17 - Tekstslide
De alinea's van het middenstuk
elke alinea heeft een deelonderwerp
elke alinea heeft een kernzin
in de rest van de alinea geef je toelichting bij de kernzin
Slide 18 - Tekstslide
Kernzin
Kernzin = de belangrijkste zin van een alinea
In elke alinea staat een kernzin.
Als je de kernzinnen van alle alinea's achter elkaar zet (en wat woorden aanpast), dan heb je dus eigenlijk een samenvatting van de tekst.
Slide 19 - Tekstslide
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...
Slide 21 - Quizvraag
Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak
Slide 22 - Quizvraag
Welke manieren kunnen gebruikt worden om alinea’s met elkaar te verbinden?
A
signaalwoord – herhaling – argument
B
aankondigende zinnen – herhaling – conclusie
C
overgangszinnen met een verwijzing – signaalwoord – herhaling
D
opsomming – herhaling - signaalwoord
Slide 23 - Quizvraag
In de alinea staat het vetgedrukte woord ook. Is dit woord een signaalwoord voor het verband uitspraak – opsomming?
A
ja
B
nee
Slide 24 - Quizvraag
Op welke manier zijn de alinea’s 1 en 2 met elkaar verbonden? Noteer het woord / de woorden waaruit dat blijkt.
Slide 25 - Open vraag
wat is een signaalwoord voor het verband uitspraak – voorbeeld?
A
om...te
B
zo
C
als
D
ook
Slide 26 - Quizvraag
wat zijn de eerste twee en de laatste twee woorden van de kernzin van deze alinea?
A
Om te…testteam samengesteld.
B
Dit team…aangepaste producten.
C
Als het… oplossing gezocht.
D
Zo werd…in zit.
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het standpunt van Jannie van Houtlies over suiker en voeding?
A
Iedere vermindering is welkom.
B
Het is tijd dat er iets aan de hoeveelheid suiker gedaan wordt.
C
Als je echt minder suiker wilt eten, kun je beter meer pure producten kopen.