In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat weet je nog?
Slide 1 - Tekstslide
Wat kunnen je praktijkopleider en praktijkbegeleider voor je doen?
Slide 2 - Open vraag
een vaardigheid. Iets wat je kunt.
Iemand van het stagebedrijf die als taak heeft jouw vragen te beantwoorden.
De rol of baan die iemand heeft in een bedrijf of op een school.
Een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld de periode van 1 maand.
De begeleider van school die je begeleidt tijdens je stage.
de begeleider of opleider van het stagebedrijf die jou begeleidt tijdens je stage.
Contactpersoon
periode
competentie
functie
Praktijkopleider
praktijkbegeleider
Slide 3 - Sleepvraag
Hoofdstuk 2 (les 1)
Formulieren op het werk.
Slide 4 - Tekstslide
Dit leer je dit hoofdstuk
1. Je kunt formulieren invullen die voor het werk nodig zijn.
2. Je kunt de datum en tijd in cijfers invullen.
3. Je kunt reiskosten berekenen.
4. Je kunt uitleggen wat je moeilijk vindt en daarbij kun je hulp vragen.
Slide 5 - Tekstslide
Ik heb al eens een formulier ingevuld
ja
nee
Slide 6 - Poll
Een formulier invullen is makkelijk
😒🙁😐🙂😃
Slide 7 - Poll
Wat kan lastig zijn aan het invullen van een formulier?
Slide 8 - Woordweb
Formulieren
Je hebt verschillende soorten formulieren op je werk.
Voorbeelden:
In een stageovereenkomst staan afspraken over de stage.
Op een klassenbon staat welke klus er gedaan moet worden.
Op een werkbriefje vul je in hoeveel uur je gewerkt hebt.
Op een reiskostenformulier vul je in wanneer je gedeisd hebt en hoeveel de reis kost.
Op een curriculum Vitae (cv) vul je je persoonlijke gegevens in, zoals je naam en je adres. Ook vul je je opleiding en je werkervaring in. Je kunt een cv gebruiken als je gaan solliciteren. Sommige bedrijven hebben daarvoor een speciaal formulier.
Slide 9 - Tekstslide
Let op!
Schrijf netjes en goed leesbaar als je een formulier invult.
Blokletters zijn vaak beter leesbaar dan aan elkaar geschreven letters.
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht:
Je krijgt van je docent een formulier.
Waarvoor is dit formulier?
Vul het formulier in en stop het in je mapje.
Slide 11 - Tekstslide
Bekijk het werkbriefje hoeveel uur heeft Robin op maandag 2 maart gewerkt?
Slide 12 - Open vraag
Hebben ze bij jou op stage/ werk ook werkbriefjes?
ja, op papier
ja, online/ in een app
nee
Slide 13 - Poll
Dagen en maanden
De dag van de maand.
Een maand heeft 30 of 31 dagen.
Alleen februari heeft 28 of 29 dagen.
De datum van de dag schrijf je in cijfers.
Heeft een dag maar 1 cijfer?
zet er dan een nul voor: 1 = 01, 2 = 02, 3= 03
Slide 14 - Tekstslide
De maand
Zo schrijf je de maand in 2 cijfers
Januari 01
Juli 07
Februari 02
Augustus 08
Maart 03
September 09
April 04
Oktober 10
Mei 05
November 11
Juni 06
December 12
Slide 15 - Tekstslide
De datum
De datum is de dag + de maand + het jaar.
Voorbeeld:
zo schrijf je de hele datum in cijfer:
12 januari 2020 = 12-01-2020
6 mei 2021 = 06-05-2021
Slide 16 - Tekstslide
Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12
maart
december
januari
oktober
februari
juni
mei
september
november
april
augustus
juli
Slide 17 - Sleepvraag
schrijf de datum in cijfers: 1 januari 2022
Slide 18 - Open vraag
schrijf de datum in cijfers: 12 december 1999
Slide 19 - Open vraag
schrijf de datum in cijfers: vijf juli 2022
Slide 20 - Open vraag
schrijf de datum in cijfers: 30 september 2020
Slide 21 - Open vraag
Welke datum is het vandaag? Schrijf de datum in cijfers.
Slide 22 - Open vraag
Ik kan de datum in cijfers opschrijven
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Tijd in cijfers
Zo schrijf je de tijd in cijfers:
7 uur 's morgens = 7.00 uur
8 uur 's morgens = 8.00 uur
12 uur 's morgens: 12.00 uur
1 uur 's middags = 13.00 uur
2 uur 's middags = 14.00 uur
5 uur 's middags = 17.00 uur
Slide 24 - Tekstslide
Hoe laat is het nu? Schrijf de tijd in cijfers.
Slide 25 - Open vraag
Hoe laat moet jij op stage beginnen? schrijf de tijd in cijfers.