M4 Par. 2.4 Het einde van de oorlog

H2 De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Par. 2.4 Het einde van de oorlog
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Par. 2.4 Het einde van de oorlog

Slide 1 - Tekstslide

Rusland
Rond 1914 was Rusland de grootste staat op aarde, met een tsaar aan het hoofd.​

Slide 2 - Tekstslide

Rusland
  • Tsaar Nicolaas II​
  • Alleenheerser 

Slide 3 - Tekstslide

Problemen in Rusland
  • Industrialisatie alleen in paar grote steden.​
  • Arbeiders ontevreden over slechte werk- en leefomstandigheden.

Slide 4 - Tekstslide

Problemen in Rusland
  • 80% bevolking was nog boer.​
  • Meeste boeren straatarm.​
  • Boeren werden onderdrukt door adel.


Slide 5 - Tekstslide

Problemen in Rusland
  • Veelvolkerenstaat: veel volkeren voelden zich niet verbonden met de Russen waardoor  veel verzet.​
  • Tsaar was een alleenheerser.​
  • Kritiek werd onderdrukt door de politie en geheime dienst. 



Slide 6 - Tekstslide

Rusland tijdens W.O.I
Slecht leger:​
  • Te weinig wapens (1/3 had geen wapen), nauwelijks training.​
  • Veel nederlagen en dode soldaten.​
  • Veel deserteurs: op 1 januari 1917 opgelopen tot 1,2 miljoen.



Slide 7 - Tekstslide

Rusland tijdens W.O.I
  • Door de oorlog, zaten veel boeren in het leger.​
  • Oogsten mislukten: grote voedseltekorten.​
  • Hongersnood…


Slide 8 - Tekstslide

Russische Revolutie
  • Februari 1917: opstand in Sint-Petersburg van de bevolking.​
  • Het leger weigerde in te grijpen:​geen vertrouwen meer in de tsaar.​
  • De Tsaar had geen macht meer, en trad af. ​
  • Dit was de eerste fase van de Russische Revolutie.. ​



Slide 9 - Tekstslide

  • Onder druk van Engeland en Frankrijk vocht de nieuwe regering door tegen Duitsland.​
  • Fout waarop de communisten (bolsjewieken) hadden gewacht.​
  • Lenin was de leider van de communisten.​
  • Hij wilde een staatsgreep en beloofde: ​

  1. dat hij het land van de rijke grootgrondbezitters zou afpakken en aan de arme boeren geven. ​
  2. dat hij de oorlog tegen Duitsland zou stoppen.​ ("Brood en vrede")




Slide 10 - Tekstslide

Het volk steunde Lenin

Slide 11 - Tekstslide

  • 24 oktober 1917: Oktoberrevolutie (tweede fase):​
  • in één nacht bezetten de communisten in Sint-Petersburg en Moskou alle belangrijke gebouwen.​
  • De communisten waren nu aan de macht.​
  • De oorlog met Duitsland werd stop gezet.​



Slide 12 - Tekstslide

1. Welke problemen waren er in Rusland rond 1900? Noem er 2.

Slide 13 - Open vraag

2. Waarom ging het niet goed met het Russische leger tijdens W.O.I? Geef 2 redenen.

Slide 14 - Open vraag

3. De Februarirevolutie was een communistische revolutie.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

4. Wat was geen oorzaak van de Februarirevolutie?
A
Armoede en honger
B
Onvrede over de tsaar
C
De verliezen in WOI
D
Het communisme

Slide 16 - Quizvraag

5. Tijdens welke gebeurtenis treedt Tsaar Nicolaas af?
A
Februarirevolutie
B
Oktoberrevolutie

Slide 17 - Quizvraag

6. Tijdens welke revolutie pleegde Lenin een staatsgreep?
A
Februarirevolutie
B
Oktoberrevolutie

Slide 18 - Quizvraag

7. Hoe noemen we de eerste revolutie in het jaar 1917
A
Januarirevolutie
B
Februarirevolutie
C
Novemberrevolutie
D
Oktoberrevolutie

Slide 19 - Quizvraag

8. Wie krijgt de macht in Rusland na de Februarirevolutie van 1917?
A
Een voorlopige regering
B
De zoon van de tsaar
C
Lenin
D
De communistische partij

Slide 20 - Quizvraag

Einde Eerste Wereldoorlog
  • 11 november 1918 wapenstilstand.​
  • Du. was de grote verliezer en Fr, Eng en VS waren de winnaars.​
  • Het bestaan van Oostenrijk-Hongarije eindigde:​ Oostenrijk, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië.​
  • Duitsers waren ontevreden en teleurgesteld.​
  • Daarnaast gedwongen een vredeverdrag te ondertekenen..




Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Einde Eerste Wereldoorlog
  • 1919 leiders van GB, Fa, It, VS kwamen bij elkaar in Versailles:​
  • Du had de oorlog verloren en moest worden gestraft.​
  • Verdrag van Versailles werd opgelegd aan de Duitsers, ze mochten er zelf niet over meepraten (Diktat).


Slide 23 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
  • Duitsland moest herstelbetalingen doen (132 miljard): 
  • Duitsland uitschakelen als economische grootmacht. 
  • Bedrag in goud want waardevast.​





Slide 24 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
  • Duitsland moest gebieden afstaan: 
  • Frankrijk kreeg Elzas-Lotharingen weer terug. 
  • In het oosten gebied afstaan aan de nieuwe staat Polen.​

Slide 25 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
  • Duitsland moest kolonies afstaan: hierdoor was Duitsland geen wereldmacht meer.​
  • Leger mocht maar max. 100.000 soldaten zijn en geen vloot.

Slide 26 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
  • Geen Duitse soldaten in het Rijnland (gebied dat grensde aan Frankrijk en België) = demilitarisatie.

Slide 27 - Tekstslide

Volkenbond
President van de VS, W. Wilson wilde oorlog in de toekomst voorkomen. 

Slide 28 - Tekstslide

Volkenbond
  • Ieder volk heeft het recht op een eigen land en een eigen regering. 
  • De kans op oorlog zou kleiner worden.​
  • Er moest een organisatie komen waar volkeren met elkaar kunnen overleggen, i.p.v. oorlog voeren.​
  • De Volkenbond werd opgericht.


Slide 29 - Tekstslide

De Volkenbond mislukte
  1. De VS zelf deed niet mee. ​
  2. Duitsland mocht geen lid worden: verliezer​
  3. Rusland mocht geen lid worden: Rusland was een verrader. ​
  4. De Volkenbond had geen leger dat kon optreden als spanningen tussen landen opliepen.​

De Tweede Wereldoorlog werd niet voorkomen.



Slide 30 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra​
  • Oprichter van de SDAP en leider socialisten.​
  • Vooral bekend om zijn ‘vergissing’:.
  • Hij wilde net als in Rusland een revolutie.

Slide 31 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra​
  • In 1918 dacht Troelstra dat Nederland klaar was voor een revolutie.​
  • Revolutiepoging mislukte.​
  • Weinig mensen deden er aan mee.​
  • Politie en leger hadden de situatie snel weer onder controle.



Slide 32 - Tekstslide

9. Verdrag in Versailles getekend
A
1919
B
1914
C
1918
D
1929

Slide 33 - Quizvraag

10. In het Verdrag van Versailles werd afgesproken dat:
A
Het Duitse leger niet meer dan 50.000 soldaten mocht hebben
B
Duitsland de helft van z'n grondgebied moest afstaan
C
Het Ruhrgebied/ Rijnland moest vrij van Duitse soldaten zijn
D
Duitsland geen herstelbetalingen hoefde te betalen

Slide 34 - Quizvraag

11. Wat is geen bepaling in het Verdrag van Versailles?
A
Herstelbetalingen voor Duitsland.
B
Duitsland moet land afstaan.
C
Duitsland mag geen leger meer hebben.
D
Duitsland moet z'n koloniën afstaan.

Slide 35 - Quizvraag

12. Met welk doel werd de Volkenbond opgericht?
A
Om het machtsevenwicht (=landen zijn ongeveer even machtig) in Europa te behouden.
B
Om alle volken veiligheid te kunnen garanderen zonder oorlog.
C
Om voortaan beter voorbereid te zijn op oorlogen.
D
Om oorlog te voorkomen en conflicten op een vredige manier op te lossen.

Slide 36 - Quizvraag

13. Wat is niet waar over de Volkenbond?
A
de VS waren geen lid
B
Frankrijk was geen lid
C
Duitsland was geen lid
D
Rusland was geen lid

Slide 37 - Quizvraag

14. Waarom was de Volkenbond niet zo succesvol?
A
De Amerikanen, Russen en Duitsers deden niet mee.
B
Alle antwoorden zijn fout.
C
De Volkenbond had geen eigen leger.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 38 - Quizvraag

15. Bestudeer de bron. De tekenaar:
1 denkt dat de Volkenbond zal mislukken zonder de VS.
2 heeft kritiek op het feit dat de VS niet meedoen met de Volkenbond.
3 vindt dat Duitsland ook lid zou moeten zijn van de Volkenbond.
4 wil duidelijk maken dat hij een voorstander is van de Volkenbond.

Welke cijfers zijn juist?

A
1 en 2
B
1, 2 en 3
C
2, 3 en 4
D
1 en 4

Slide 39 - Quizvraag

16. Wat was de 'vergissing van Troelstra'?
A
Hij dacht dat hij minister-president ging worden
B
Hij dacht dat Nederland klaar was voor een revolutie
C
Hij dacht dat er geen kroonopvolger zou komen voor het koningshuis
D
Hij mistte de zijn kans om een revolutie te starten in Nederland

Slide 40 - Quizvraag

Examentip
Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.


B.v.: “Iedereen houdt van vakantie”. Deze omschrijving is niet goed! Heel veel mensen houden van vakantie maar er is ook een kleine groep mensen die vakanties haat!





Slide 41 - Tekstslide

Examentip
Gebruik geen begrippen als GOED, SLECHT of TOEN. Leg uit wat er GOED is, wat SLECHT is, wanneer TOEN was.
Dit is een fout antwoord: “Ze vonden dat het allemaal goed was”! 
Wie zijn “ze”, wat is “dat”, wat is “het” wat is dat goede, en het woord “allemaal” zal waarschijnlijk ook niet kloppen.




Slide 42 - Tekstslide

De Duitsers noemden het Verdrag van Versailles een dictaat. Waarom? Gebruik in je antwoord het begrip schuld, verlies, verdrag van Versailles, Eerste Wereldoorlog.

Slide 43 - Open vraag