In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Burgers en stoommachines
Leven in een industriestad
Slide 1 - Tekstslide
Opdracht
Je ziet hier een kaart
Je krijgt een traktatie als je de drie vragen juist beantwoord
1) Waar is dit?
2) Wanneer was dit? (jaartal)
3) Waar gaat deze kaart over?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze uitleg kan je vertellen wat de woon- en leefomstandigheden van arbeiders was
En je kan vertellen hoe dit verbeterde
Slide 4 - Tekstslide
Industrialisatie
Uitvinding van de stoommachine veranderde veel.
Deze machine kon andere machines aandrijven.
Veel mensen verhuisden van het platteland naar steden (Urbanisatie)
Slide 5 - Tekstslide
Fabrieken
Fabrieken stonden in de buurt van kanalen, rivieren, spoorlijnen.
Fabrieken stonden in steden.
In fabrieken werd snel en goedkoop geproduceerd. Daar konden de mensen thuis niet tegenop!
Slide 6 - Tekstslide
Huisnijverheid
Fabriekswerk
Slide 7 - Tekstslide
Vies en druk
Steden groeien snel.
Er was (te) weinig woonruimte, hierdoor waren de woningen heel klein.
De woningen waren slecht, klaagde een bewoner, was er iemand anders die er graag wilde wonen.
Er was geen riolering, het drinkwater kwam vaak uit de gracht.
Veel ziektes zoals cholera, tbc, tyfus.
Slide 8 - Tekstslide
Werkomstandigheden
Saai en/of gevaarlijk werk
Lange dagen (14 uren)
Lage lonen
Geen rechten
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Deze afbeelding is een goed voorbeeld van een stad na de industrialisatie, leg uit...
Slide 11 - Open vraag
Videofragment Daens
Hierop moet je letten tijdens de video:
In welke omstandigheden werkt men. Zijn er zaken die nu niet meer zouden kunnen?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Noem kenmerkende werkomstandigheden?
Slide 14 - Woordweb
Slide 15 - Video
Wonen bij de fabriek
Nieuwkomers in arbeiderswijken
Wonen naast de fabriek
Ongezond
Vakbonden
Slide 16 - Tekstslide
Wonen bij de fabriek
Veel mensen verhuisden naar de dorpjes waar de fabrieken stonden. Langzaam veranderden deze dorpjes in grote industriesteden. Arbeiders woonden naast de fabriek, want je moest er heen lopen
Het wonen naast de fabrieken was erg ongezond. Dag en nacht bliezen de schoorstenen vuile rook uit. De woonwijken waren erg smerig.
Rond 1850 werden er vakbonden opgericht. Dit was een organisatie van de arbeiders. Deze vakbonden konden onderhandelen met de bazen of een staking uitroepen.
Slide 17 - Tekstslide
Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk
Slide 18 - Tekstslide
Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 19 - Open vraag
Eind 19e eeuw (tussen 1850 - 1900)
Pas aan het eind van de 19e eeuw kregen arbeiders het wat beter
Arbeiders gingen zich verenigen in vakbonden
Arbeiders gingen samen staken voor betere werkomstandigheden
Overheid zorgde voor waterleidingen en rioleringen